De Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en andere westerse coalitiegenoten staan te popelen om opnieuw militair in te grijpen in Libië, ditmaal omdat Islamitische Staat (IS) er zijn macht uitbreidt.
Westerse inlichtingendiensten zijn bezorgd over de verplaatsing van diverse kopstukken van IS vanuit het Syrische Raqqa naar het noorden van Libië. IS heeft in Libië een lucratieve inkomstenbron gevonden, zwarte Afrikanen betalen goed geld voor bootjes om de overtocht naar Italië in te maken. De Amerikaanse defensieminister spreekt van “het kankergezwel IS” dat ook in Libië moet worden bestreden.
De aanwezigheid van IS in Libië is echter niet uit de lucht komen vallen. IS kon in het Noord-Afrikaanse land pas voet aan de grond krijgen, nadat diverse westerse mogendheden in 2011 het VN-mandaat voor een no-fly-zone hadden misbruikt om de Libische dictator Muammar Khadaffi ten val te brengen. Het land gleed vervolgens af naar een toestand van anarchie, waarin verschillende organisaties en stamverbanden elkaar bestreden. Nog altijd is het land sterk verdeeld en wordt er strijd geleverd. IS heeft van deze situatie gebruik weten te maken een gebied aan de kust in het midden van het land weten te bezetten. Maar waarom moest Khadaffi eigenlijk zo nodig ten val gebracht worden?
Dat Khadaffi naderhand en nog altijd sterk gedemoniseerd is, zou zomaar aan het zicht kunnen onttrekken, dat de Libische leider gedurende enige tijd een gewaardeerde partner van diverse westerse staten was. Zo gaf hij in 2007 de toenmalige Franse president Nicolas Sarkozy nog een lening van 40 miljoen Amerikaanse dollars voor zijn verkiezingscampagne en sloot hij gelijk een wapencontract ter waarde van 168 miljoen euro af. Italië dat met de verkoop van Leopard II-tanks aan Libië goede zaken deed, sloot nog in 2008, dus maar drie jaar voor de oorlog, een vriendschapsverdrag met Libië af.
Deze vriendschappelijke contacten gingen echter in tegen de lange-termijn-strategie van de Verenigde Staten, en zoals het wel vaker gaat in de wereld, werd het vervolg bepaald door de belangen van Washington. Geheel naar het voorbeeld van de ‘Kleurenrevoluties’ werd in Libië een opstand voorbereid. Daartoe maakten de CIA-functionarissen ter plaatse gebruik van de voor handen zijnde sociale breuklijnen. In het oosten van het land slaagde men er licht in onrust te creëren. Voor verdere escalatie zorgde een bataljon van het Amerikaanse huurlingenbedrijf Blackwater en een eenheid van speciaal daarvoor in vrijheid gestelde gevangenen uit Guantanamo Bay, die de kern vormden van de ‘Libische Islamitische Gevechtsgroep’. Zij veroorzaakten zoveel oproer dat de NAVO zich gerechtvaardigd zag voor stabiliteit te zorgen, aldus de officiële argumentatie.
In werkelijkheid ging het om macht en om geld. Een wezenlijke rol daarbij speelden de gigantische zoetwatervoorraden diep onder de Sahara. Khadaffi maakte aanstalten om die watervoorraden te gaan gebruiken. Het ging hem er om zijn land voor wat betreft levensmiddelen onafhankelijk te maken van import, dit uiteraard tot grote ergernis van grote voedingsmiddelenoligopolisten als Monsanto. De Libische voorbereidingen om het eigen zoet water aan te boren ergerde echter ook de Fransen. De drie grootste handelaars in water, Veolia, SAUR en Suez Ondo, zijn in Franse handen. Bovendien had Frankrijk met Libië in verband met de bouw van een kerncentrale een groots plan afgesproken. Frankrijk zou in de komende 20 jaar rond de Middellandse Zee een groot aantal kerncentrales bouwen, die energie zouden leveren voor de ontzilting van zeewater. Met de ontsluiting van het Sahara-water zou Khadaffi die hele idee echter overbodig maken. Een misgelopen winst ter grootte van tientallen miljarden is wel een motief voor oorlog, nog afgezien van Sarkozy’s private miljoenenschuld. Het was zo bezien ook niet verwonderlijk dat de gevechtsvliegtuigen van de NAVO al in vroeg stadium het waterleidingsbedrijf van Libië, de levensader van het woestijnland, vernietigden. “Het is niet genoeg om militaire doelen te bombarderen”, aldus generaal David Richards, bevelhebber van de Britse strijdkrachten, “als we niet nog een tandje bij zetten, lopen we het gevaar dat Khadaffi aan het eind van het conflict aan de macht blijft.”
Het motief van de Amerikanen en de Britten woog echter nog zwaarder dan dat van de Fransen, dit werd ingegeven door de belangen van hun financiële centra, de Londense City en Wall Street. De voormalige handelspartner Khadaffi had namelijk een rode lijn overschreden die voor de Angelsaksische plutocraten heilig is. Hij had namelijk het plan opgevat een Afrikaanse Centrale Bank, een Afrikaans Monetair Fonds en een Afrikaanse Investeringsbank op te richten. Aan de namen is wel te zien dat de beoogde instellingen bedoeld waren als equivalenten van het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en de Internationale Investeringsbank. Deze instellingen staan echter onder het toezicht van de Britten en de Amerikanen en genieten de status van monopolisten. Hen de concurrentie aan te doen is spelen met vuur. Een ervaring die eerder de Irakese president Saddam Hoessein al had opgedaan.
Khadaffi’s idee van een zelfstandig Afrikaans financieringssyteem en de daaruit volgende onafhankelijkheid van het continent, verbonden met het plan om een goud-dinar in te voeren, leidden ertoe dat over Khadaffi de staf gebroken werd. Daarbij komt, anders dan de publieke lacherigheid doet vermoeden, Khadaffi een zeer serieus te nemen Afrikaans leider was. Zo werd in 2002 in de Zambiaanse hoofdstad Lusaka de Afrikaanse Unie opgericht, als opvolger van de Organisatie van Afrikaanse Unie die nog echt van de grond was gekomen. Initiatiefnemer van de Afrikaanse Unie was Muammar Khadaffi, zonder zijn organisatietalent, talent ook om verschillende leiders bij elkaar te brengen, en doortastendheid was de AU er niet gekomen.
[contextly_sidebar id=”jpK7z2FDf2ndLGmQREiNCydEV2zjj6Rz”]Bovendien wist men in de financiële en politieke wereldtop wel wat men uit de mainstream media nooit te weten zou komen, dat Khadaffi zijn land voorbeeldig had geregeerd, ongeacht zijn operetteske publieke optreden. Er was kosteloos onderwijs en kosteloze gezondheidszorg voor iedereen, er waren startsubsidies voor boeren en middenstanders en voor jonge echtparen. Aan het begin van Khadaffi’s 42-jarige heerschappij was 80 procent van de bevolking analfabeet. Toen hij vermoord werd, was het nog 20 procent.
Verder huurde een Londens gezelschap, waaraan de Britse minister van oorlog Liam Fox deelnam, bij het Zuid-Afrikaanse bedrijf Executive Outcomes 19 huurlingen, die de opdracht hadden om Khadaffi en zijn gezin te redden. In tegenstelling tot Khadaffi zelf, ontkwamen zijn vrouw en twee van hun kinderen daadwerkelijk naar Tunesië. De huurlingen wisten in de eindfase van de val van het bewind echter het goud dat in Khadaffi’s residentie opgeslagen was te bemachtigen, het zou gaan om circa vijf ton en ook nog eens drie koffers vol diamanten. Met deze buit vertrokken ze zuidwaarts richting de grens met Niger, waarna het spoor nog voor grens verdwijnt. Liam Fox nam direct na het einde van de gevechtshandelingen ontslag als minister.