Terwijl de Saoedische regering toch al ontevreden is met de in haar ogen slappe opstelling van de Verenigde Staten inzake Syrië, komen de betrekkingen tussen de Amerikanen en Saoedi-Arabië nog verder onder druk te staan, doordat de betrokkenheid van die laatste bij de aanslagen van 11 september geleidelijk aan het licht komt.
Het heeft maanden geduurd voordat de senatoren Walter Jones (Republikein, North Carolina) en Stephen Lynch (Democraat, Massachusets) inzage kregen in documenten die al zo’n tien jaar niet vrij toegankelijk zijn. De New York Post meldt dat de senatoren de 28 pagina’s van het onderzoeksrapport naar de aanslagen van elf september hebben mogen inzien, die de toenmalige president George W. Bush in 2003 uit het rapport liet verwijderen om de relaties met Saoedi-Arabië niet te belasten. Ondanks alle geheimhouding waarmee een en ander gepaard gaat, zijn intussen enkele details naar buiten gekomen.
Zo zijn diverse betrokkenen bij de aanslagen bij hun eerdere aankomst in de VS met alle egards ontvangen in het Saoedi-Arabische consulaat in Los Angeles en werd Mohammed Atta door een vooraanstaande adviseur van een neef van de Saoedische koning ontvangen in zijn buiten in Florida. Het rapport vermeldt verder dat genoemde adviseur de Verenigde Staten twee weken voor de aanslagen hals over kop verliet. Uit het rapport komt ook naar voren dat de ‘bewegingsprofielen’ van diverse Saoedische diplomaten overeenkomen met die van enkele vliegtuigkapers, zo verblijven zij dikwijls in dezelfde hotels.
De meest explosieve beschuldigingen uit het rapport die reeds zijn uitgelekt, zijn wellicht die tegen prins Bandar, de toenmalige Saoedische ambassadeur in Amerika. Hij zou 130.000 dollar aan de Saoediër Osama Basnan hebben gegeven, die twee van de vliegtuigkapers ondersteunde. Later volgde nog meer geld uit Riaad. Dat verdere financiële transacties voor Al Qaida tot prins Bandar en de ambassade herleidt konden worden, was in 2004 aanleiding voor de Riggs Bank om haar zakenrelaties met de Saoedi’s te beëindigen. In datzelfde jaar gaf prins Bandar zijn post als ambassadeur ‘om persoonlijke redenen’ op. Na zijn aftocht in Washington verdween Bandar echter niet, hij maakte daarentegen carrière: Sinds 2005 is hij hoofd van de Saoedische geheime dienst, die ook in het conflict in Syrië een rol speelt.
Opvallend is hoe niet alleen prins Bandar, maar ook andere betrokkenen, weinig moeite deden om hun activiteiten op Amerikaanse bodem te verhullen. Grote delen van het rapport blijven vooralsnog echter onbekend voor het bredere publiek. Kroongetuigen voor de officiële versie van de voorbereidingen op de aanslagen van 11 september, zoals Aboe Soebaida, Ramzi Binalsjibh en Chalid Sjeik Mohammed zijn na hun gevangenneming naar geheime gevangenissen van de CIA overgebracht om gefolterd te worden. Geen onderzoeker heeft tot nu toe toegang tot hen gehad om de aan hen toegeschreven uitspraken te toetsen.
De vraag naar een motief voor Saoedische betrokkenheid bij de aanslagen biedt geruime stof voor speculatie. Juist ook omdat prins Bandar in Washington de bijnaam ‘Bandar Bush’ droeg; hij was kind aan huis op het Witte Huis en werd door sommigen tot de vaste entourage van de president gerekend. Niettemin was de officiële relatie tussen de toenmalige regeringen van Amerika en Saoedi-Arabië even slecht als op het moment onder Obama: Geërgerd door de eenduidige pro-Israëlkoers van de regering Bush plande men in de zomer van 2001 in Riaad een radicale politieke koerswisseling. Prins Bandar werd op pad gestuurd met de boodschap dat de Saoedi’s hun buitenlands beleid niet meer met de Amerikanen zouden afstemmen. De niet veel later volgende aanslagen hebben de Saoedi’s weer teruggedreven naar de Amerikanen, niet in de laatste plaats omdat 15 van de 19 vermoedelijke plegers Saoedi-Arabische staatsburgers waren. Als Saoedische overheidsfunctionarissen daadwerkelijk zo nauw betrokken waren bij de aanslagen als de gecensureerde pagina’s van het rapport zouden stellen, dan heeft Riaad het tegendeel van de geschetste koerswijziging bereikt.
Dat de beide senatoren na maanden uitgerekend nu toegang kregen tot de ontbrekende delen van het rapport, kan geen toeval zijn: De roep om volledige vrijgave van het gehele rapport voor het publiek doet nu opgeld en dat is voor het Witte Huis een ideaal drukmiddel tegenover de Saoedi’s. Na Obama’s koerswijziging inzake Syrië en de voorzichtige opening naar de Saoedische rivaal Iran, heerst in Riaad – net als in 2001 – verbittering over de opstelling van de oude bondgenoot Amerika.