Er zijn politici die na het verlaten van de politiek in de vergetelheid raken, terwijl andere pas na hun ambtstijd echt populair worden en uiteindelijk een soort cultfiguur worden. In die laatste categorie valt Helmut Schmidt, bondskanselier van 1974 to 1982: In de 33 jaar nadat zijn regering ten einde kwam doordat de liberale coalitiepartner FDP naar de andere kant overliep, belichaamde hij op ideale wijze het type van de ‘elder statesman’.
Zo bezien ligt het voor de hand een biografie van de geboren Hamburger te schrijven die betrekking heeft op de tijd van 1982 tot 2015, toen de voormalig bondskanselier overleed. Aan deze opgave heeft zich de auteur en uitgever Thomas Karlauf gezet met zijn boek ‘Helmut Schmidt. Die späten Jahre’.
Op grond van zijn nauwe persoonlijke relatie met de SPD-politicus ‘buiten dienst’ – hij verzorgde sinds 28 jaar al zijn boekpublicaties – en de onbeperkte toegang tot Schmidts privé-archief kent de auteur de materie beter dan wie ook.
Tegelijk is Karlauf er in geslaagd niet de fout te maken die veel andere biografen in vergelijkbare situaties maken en slechts onkritisch de loftrompet te steken. Als Karlauf schetst hoe Schmidt zich in eerste instantie uit de politiek terugtrok en zich er verder buiten hield (1982-1990), vervolgens zich toch weer mengde in de politiek (1991-2003) en ten slotte tot ‘geheugen van de natie’ (2003-2015) werd, dan doet hij dat grondig en zonder neiging tot idealiseren.
Het gaat er in het boek dan ook kritisch aan toe, zo nu en dan overdrijft Karlauf zijn distantie zelfs een beetje. Bijvoorbeeld als hij schetst dat Schmidt tot het laatst door twaalf politieagenten bewaakt werd: Daarbij wordt de indruk gewekt dat de gepensioneerde politicus meer kreeg dan hem toekwam.
Verder wekken natuurlijk vooral de uitspraken van Schmidt over kwesties rond asielrecht en immigratie opzien. Zo stelde hij op 12 september 1992 in een interview met de Frankfurter Rundschau: “Het is absurd om van Duitsland een immigratieland te maken.” Ook vond hij het idee van de multiculturele samenleving “verkeerd” en hield hij moslims voor nauwelijks integreerbaar.
Dat zijn stellingnames die men zo duidelijk in de Duitse politiek niet veel meer hoort, laat staan bij Schmidts SPD. Hier schijnt duidelijk door dat deze kant van Schmidt Karlauf niet zin, wat een verdere verklaring voor zijn overtrokken gedistantieerde houding geeft.
Schmidts uitlatingen zijn ook daarom zo ergerlijk voor het establishment, omdat ze de these van het naar rechts opgeschoven Duitsland ondergraven en in plaats daarvan laten zien hoe ver de SPD sinds Schmidts tijd is afgedreven. Dat laatste verklaart dan weer waarom Schmidt op het laatst geen andere keuze meer had dan zich toenemend af te wenden van zijn partij en vooraanstaande politici als Sigmar Gabriel simpelweg te negeren.
In zoverre is Karlaufs boek niet alleen een lezenswaardige beschrijving van de late jaren van de vijfde bondskanselier van de Bondsrepubliek Duitsland, maar ook een deprimerende schets van de verandering van denken in de Duitse politiek, die niet alleen geleid heeft tot een tijdperk Merkel dat maar niet ten einde wil komen, maar ook tot een nieuwe SPD waarvoor zulke ongeliefde figuren als Ralf Stegner, Yasmin Fahimi en Heiko Maas symbool staan.
N.a.v. Thomas Karlauf, Helmut Schmidt. Die späten Jahren (Siedler Verlag: München, 2016), gebonden, 557 pagina’s.