Het gebeurde onlangs in een Egyptisch dorp, niet ver van Alexandrië. Een christen werd ervan beschuldigd dat hij zich had misdragen. Het verhaal ging als een lopend vuurtje – en het volksoordeel was al gauw geveld: de christen was schuldig en een stevige collectieve straf was geboden, zo meende men. Maar liefst acht christelijke families kregen te horen dat zij zo snel mogelijk hun biezen moesten pakken. De geschrokken families vroegen natuurlijk de autoriteiten om hulp, maar kregen nul op het rekest. De overheid hield zich maar liever afzijdig. Er zat voor de betrokken families niets anders op dan maar weg te gaan.
Dit relaas kreeg ik te horen tijdens een werkbezoek in Egypte, eind februari. Het verhaal staat helaas niet op zichzelf. Salafistische groepen laten niet alleen luid horen dat je christenen niet moet liefhebben, maar deinzen er ook niet voor terug huizen, kerken of woningen te belagen of brand te stichten.
In Egypte is het een spannende overgangstijd, een tijd van hoop en vrees. Juist in zo’n overgangstijd is het heel belangrijk dat heldere grenzen worden getrokken. Het is immers ook de tijd waarin trends van verdere verslechtering zich kunnen zetten. Na de Franse revolutie aan het eind van de achttiende eeuw kwam de guillotine. Na de Iraanse revolutie van de twintigste eeuw kwam er een afschuwelijke dictatuur.
Daarom is het van groot belang dat ook vanuit andere landen, zoals Nederland, actief betrokkenheid wordt getoond bij de ontwikkelingen in de Arabische wereld en wordt gevolgd wat zich daar afspeelt. We moeten de mogelijkheden benutten om ook de positie van minderheden hoog op de agenda te houden. Bijvoorbeeld door het verlenen van financiële hulp expliciet te koppelen aan vooruitgang op het gebied van geloofsvrijheid. Het komt erop aan te voorkomen dat de Arabische revolutie door islamisten wordt gestolen. Democratie zonder rechtsstaat is een nachtmerrie.
Essentieel is het ook om steun en aanmoediging te geven aan degenen die in de Arabische wereld zelf zich inzetten voor goed bestuur en mensenrechten.
Daarom vond ik het goed nieuws dat de collectieve strafoefening in het dorpje in Noord-Egypte aandacht kreeg in het nieuw gekozen Egyptische parlement.
Ik hoorde het van Emad Gad, een van de zeer weinige christenen in het grote parlement en gerespecteerd politiek analist. Hij liet het er niet bij zitten. Hij was zeer verontwaardigd over het schrijnende onrecht dat zich hier afspeelde, en was vastbesloten dit niet te accepteren. De Egyptische Kamervoorzitter weigerde aanvankelijk een debat. Emad Gad liet het er niet bij zitten: hij zocht de media op en vertelde in geuren en kleuren wat er aan de hand was. Hij ontmaskerde de camouflagepraatjes die inmiddels in omloop waren gebracht – er werd verteld dat het hier ging om wat overbezorgde christenen die tijdelijk even naar elders waren gegaan. Nee, wat hier gebeurde was een buitengewoon grove vorm van schending van mensenrechten, waarin niet berust mag worden!
De media-aandacht hielp. De Kamervoorzitter was om, een parlementaire delegatie ging op onderzoek uit. Er werd heel wat gesoebat in het dorpje en veel thee gedronken. Het resultaat was dat een groot deel van de families weer terugmocht.
Dat was goed nieuws voor deze families, en goed nieuws over de inzet van het parlement. Een stevig parlement doet ertoe. Dat is een belangrijk winstpunt.
Maar er moet meer gebeuren. Youssef Sidhom, hoofdredacteur van een christelijke krant in Egypte, was blij met de inzet van het parlement in deze zaak, zo vertelde hij mij. Niet alle families konden echter terug. Bovendien was het allemaal resultaat op basis van onderhandelen. Het blijft allemaal nog teveel in de sfeer van soebatten en compromissen steken. Het blijft ontbreken aan daadwerkelijke rechtshandhaving. Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat de Kopten, de Egyptische christenen, net als alle andere burgers in hun rechten beschermd worden door de overheid! Echte vooruitgang vraagt meer dan van tijd tot tijd verkiezingen. Versterking van de rechtsstaat is wat Egypte nodig heeft!