Ontwikkeling van de kerk wereldwijd
Het einde van het protestantisme is aanstaande. Aldus de bekende Britse theoloog Alister McGrath. In het in 2010 verschenen De toekomst van het christendom betoogt hij dat traditionele protestantse kerken geen toekomst hebben vanwege de opmars van pinkstergemeenten en evangelische, charismatische kerken. In zijn visie wordt het protestantisme opgenomen binnen het evangelicalisme. De toekomst is aan het Rooms-Katholicisme, de Oosterse orthodoxie en aan het evangelicalisme. Deze vrijere kerken hebben de toekomst, niet de traditionele instellingen en instituten, die lijden aan vergrijzing en afkalving. Voor het protestantisme is geen plek meer weggelegd: “Zelfs voor de meest sympathiserende waarnemer – en daar reken ik mijzelf onder – lijken de grote protestantse denominaties van het Westen met één voet in het graf te staan, en de andere voet in de tijdelijk voetensteun die de westerse cultuur het op het moment toevallig biedt. Maar de cultuur is aan verandering onderhevig.” [1]
Al eerder was hij met deze opzienbare stelling naar voren gekomen, namelijk in een interview met het blad Beweging in 2003. Dat het interview veel reactie opriep is begrijpelijk, zeker omdat veel protestantse christenen hun angst bewaarheid zien worden. Hoe de protestantse kerk zich wereldwijd zal ontwikkelen blijft onzeker, maar één ding is wel zeker: het christendom wereldwijd groeit. Uit cijfers van World Christian Trends blijkt hoe het christendom over veertig jaar de grootste religie is. De focus verschuift weliswaar van Europa en de VS naar Zuid-Amerika, Afrika en Azië.
Theoloog Wim Dekker beaamt in zijn boek Marginaal en missionair dat de protestantse kerk wereldwijd in een crisis verkeert. Maar de stelling van McGrath dat het protestantisme zal verdwijnen wijst hij van de hand. De protestantse kerk moet zichzelf volgens hem opnieuw uitvinden, terug naar de roots. De afkalving van de kerk ziet hij als een oordeel Gods. Daar de vroeg-christelijke kerk leed onder de vervolging, lijdt de huidige onder de afval. De vervolging louterde en verdiepte de kerk, de huidige afval kan eveneens een geestelijke leerweg zijn. Op die geestelijke leerweg moet de prediking een nieuwe rol krijgen in de heilsbemiddeling en zo kan het protestantisme vernieuwd en weer levensvatbaar worden.
Bloeiende zuil
Als de verkiezingsuitslag van 12 september jl. een afspiegeling is van de christelijke kerk in ons land, is het wel duidelijk dat de kerk alhier eveneens in een crisis verkeert. Die crisis is er niet sinds gisteren, maar raast al langer door de ledenaantallen van veel gemeenten. Wim Dekker zag de leegloop van Protestantse kerken in Nederland met lede ogen aan, maar besefte ook: “Als ik zie dat de kerk sterft, dan betekent dat niet per definitie het einde. Het kan een doorgang zijn naar een nieuwe tijd.”[2] Afgaand op de ledenaantallen lijkt die nieuwe tijd nog even op zich te laten wachten.
Bekend is de teloorgang van de grote gereformeerde en katholieke zuilen door de emancipatie van de gelovigen. Was in de eerste helft van de 20e eeuw de Nederlandse samenleving nog sterk verzuild en bepaalden de 4 grote zuilen samen het gezicht van ons land, aan het einde van de 2e helft was daar weinig meer van over.
Juist in de tijd van de sterkst merkbare ontzuiling ontstond de behoefte aan de oprichting van een refozuil. Een zuil waarin men van de wieg tot het graf binnen het reformatorisch spectrum wordt gehouden, om daardoor de kans op wereldgelijkvormigheid zo klein mogelijk te houden. Men leerde van het lot van de katholieken en gereformeerden. Deze opzet lijkt geslaagd te zijn. In deze jongste zuil lijkt de geloofscrisis op het eerste gezicht wel mee te vallen. Het aantal leden stijgt en kan nog altijd kiezen uit een netwerk van organisaties en faciliteiten op dezelfde levensbeschouwelijke grondslag. Het geloof en de godsdienst horen nog bij de totale levenssfeer waarin men woont, werkt en leeft. Niet alleen het feit dat deze zuil nog fier overeind staat maakt hem uniek. Bovenal de mate waarin onderwijs een rol speelt om greep te houden op het opkomende geslacht.
Bijzonder onderwijs
Onderwijs dat volledig door de staat gefinancieerd wordt, waarin de eigen levensbeschouwing als grondslag dient, mag terecht bijzonder genaamd worden. Sinds de oprichting van het reformatorisch onderwijs zo’n 40 jaar geleden is er een sterkte clustering geweest van bevindelijk-gereformeerden rondom de scholen. Het aantal reformatorische basisschoolleerlingen is de laatste 20 jaar bovendien sterk gegroeid. Zonder financiering van de staat was dat niet mogelijk geweest. In geen enkel ander land vinden we een dergelijk onderwijssysteem.
Deze gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs roept logischerwijs ook tegenstand op. Verschillende parlementsleden roepen op tot het afschaffen van deze met belastinggeld betaalde ‘indoctrinatie’. In een RD-interview reageert opiniemaker prof.dr.mr. Philipse: “ Ik vind het verwerpelijk dat kinderen op christelijke scholen dingen leren die volgens de wetenschap onjuist zijn. Bijvoorbeeld dat de aarde in zes dagen is geschapen en maar 6000 jaar oud is. Mensen die dat geloven, zijn knettergek. Met permissie”.[3]
Ondanks de weerstand handhaaft de zuil zich, met al haar bijbehorende faciliteiten.Toch moet men binnen de zuil zich realiseren dat het snel met de beschutting afgelopen kan zijn. De tijden zijn veranderd, zowel buiten als binnenin de zuil. De grenzen tussen de reformatorische cultuur en de wereld om ons heen, lijken in een snel tempo te vervagen. Ondanks de verwoede pogingen die gedaan worden om de reformatorische cultuur af te schermen van de buitenwereld, lijkt een openbreking van deze cultuur onafwendbaar. We willen de reformatorische zuil in bezien in het licht van de actuele internationale processen van individualisering, globalisering en matrialisme.
Religieuze identiteit in onze samenleving.
Bij veel mensen leeft de misvatting dat de wereld om ons heen steeds minder religieus geworden is. Juist in een tijd van individualisering hebben mensen en daarmee bevolkingsgroepen behoefte aan een duidelijke, afgebakende identiteit. Het aantal religieuzen is dan ook niet zozeer verminderd, maar heeft andere vormen aangenomen. Een belangrijke oorzaak daarvan is de centrale plaats die het individu inneemt in onze moderne samenleving. Geloven is een optie geworden, een persoonlijk ervaring waarin individuele, subjectieve begrippen als gevoel en keuzevrijheid de norm zijn “We denken niet meer vanuit de werkelijkheid van God, als de Eerste.” [4] Religieuze identiteit komt daarmee steeds meer los te staan van kerkelijke instituties en organisaties. Er is om zo te zeggen een toenemende scheiding ontstaan tussen ‘believing’ en ‘belonging’. De godsdienstsociologe Grace Davie heeft dit proces in Groot-Brittannië al in de jaren negentig beschreven.[5] Ook de reformatorische subcultuur is onderhevig aan dit proces. Ook hier wordt de persoonlijke beleving, los van kerkelijk structuren van steeds grotere waarde voor het religieuze individu. De persoonlijke beleving is maatgevend voor de keuzes die we maken voor ons leven, dus ook voor wat betreft de religie.
Globalisering
Juist in een tijd van globalisering versneld het proces van individualisering. Het individu is overgeleverd aan zichzelf en op zoek naar zingeving in een steeds complexere wereld. De gesegmenteerde samenleving, waarin religieuze overtuigingen vaak samenvielen met territoriale rijken en geografische gebieden, heeft plaats gemaakt voor een pluralistische markt van religieuze concurrenten. Meer religieuze contacten en concurrenten hebben als gevolg dat de gereformeerde traditie steeds meer onder druk komt te staan. Er zijn immers genoeg alternatieven. De kerk kan niet meer terugvallen op de staat, maar moet de religieuze markt op, om met andere religieuze stromingen te concurreren.[6] Dat vraagt een belangrijke omslag in het denken over onze reformatorische cultuur. De grote vraag is of het zoeken naar sociale cohesie en het bij elkaar houden van de verschillende leefwerelden, doeltreffende mechanismen zijn om de reformatorische belijdenis en –cultuur te beschermen tegen de oprukkende buitenwereld.
Materialisme en de interne uitholling.
Het typeert de moderne, autonome mens dat deze zoekt naar een situatie waarin volledige vrijheid en middelen geboden worden om de eigen behoeften te bevredigen. Terecht laat Dekker in zijn boek zien dat er een proces van interne secularisatie plaats vindt binnen de kerken. Hij beschrijft hoe onze cultuur gestempeld is door het antropocentrisme en een immanent wereldbeeld. [7] De moderne mens leeft alsof hij hier een blijvende stad heeft, alsof er geen andere wereld aanstaande is. De cruciale vraag is in hoeverre de reformatorische cultuur zich nog onderscheidt van deze moderne cultuur. Neem enkel het materialisme, dat diepe sporen trekt in onze maatschappij, en daarmee in de reformatorische cultuur, die toch ook onderdeel uitmaakt van die maatschappij. Is de reformatorische leefwereld niet door en door modern?
Culturele en religieuze uitholling hebben een geestelijke oorzaak; De liefde voor de wereld. De puritein Thomas Meade schrijft ergens dat het de lage roeping van de wereld is wat ons afhoud van het evangelie. Een nuchtere kijk op deze vergankelijke wereld is noodzakelijk. Terecht stelt Aalders in zijn boek Burgers van twee werelden dat het reformatorisch geloof een ‘nomaden geloof’ is. We mogen de kritiek van Aalders wel ter harte nemen als hij schrijft: “In plaats van een pelgrim werd men een wereldse bourgeois.” [8] Waar zijn de nomaden christenen die hun hoop gesteld hebben op een beter vaderland?
Een nieuwe oriëntatie
De belangrijkste vraag is dan ook niet of de reformatorische zuil zal blijven bestaan. De vraag voor de reformatorische gemeenschap is of we de gereformeerde belijdenis weten vast te houden en door te geven aan toekomstige generaties. We staan met onze kinderen midden in de wereld, de tijd dat we jongeren konden afschermen van de buitenwereld is voorbij. Dit vraagt een duidelijke visie op- en open houding naar onze cultuur. Een andere oriëntatie, waarin we beseffen dat de zuil uniek is voor een tijd. Terugverlangen naar de tijd van God, Nederland en Oranje zal ons dan ook niet verder helpen. Het verleden als maatstaf gebruiken maakt ons ons blind maakt voor de oprukkende tijdgeest. We zijn geroepen om onze eigen tijd steeds weer tegen het licht te houden van Gods Woord, met het gebed; wat wilt Gij dat ik doen zal? Wat we ontvangen hebben hoeven we niet los te laten maar we moeten de toekomst in met iets dat boven de tijd en boven onze (sub)cultuur verheven is: Gods onveranderlijke Woord. Dat Woord is profetisch, eeuwig, zeker en vast.
Aanbevolen boeken in dit artikel:
Voetnoten:
[1] A. McGrath, De toekomst van het Christendom (Kampen 2010) 125.
[2] W. Dekker, Marginaal en missionair (Zoetermeer 2011) 36.
[3] H. Philipse, “Elke religie is een illusie”, in: Reformatorisch Dagblad (13-11-2004)
[4] W. Dekker, Marginaal en missionair (Zoetermeer 2011) 174.
[5] G. Davie, Religion in Britain since 1945: believing without belonging (Oxford 1994)
[6] J. Kennedy, Stad op een berg. De publieke rol van protestantse kerken (Zoetermeer 2010) 37.
[7] W. Dekker, Marginaal en missionair (Zoetermeer 2011) 176.
[8] W. Aalders, Burger van twee werelden (Den Haag) 206.
Zicht
Dit artikel verscheen in Zicht 2012-3: Verzuilen of verzilten.
Het voortbestaan van de zogeheten refozuil staat steeds meer ter discussie. Er wordt zelfs al gesproken van haar onvermijdelijke einde (Johan Schouls). Zowel van binnen als van buiten staat de positie van de reformatorische christenheid ter discussie. Het herfstnummer van Zicht, kwartaaltijdschrift van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP, belicht deze actuele thematiek van verschillende kanten in een extra dikke uitgave.
Vanaf 2012 heeft Novini een eigen rubriek in het tijdschrift Zicht onder de naam Worldview. Zicht is een kwartaaluitgave van het Wetenschappelijk Instituut van de SGP. Meer info over Zicht vindt u hier.