Rizokarpaso op het schiereiland Karpasia is een van de weinige enclaves in Noord-Cyprus waar nog Cypriotische Grieken wonen.
In de stad met zo’n 5500 inwoners wonen nog 310 overwegend hoogbejaarde Cypriotische Grieken. Toen de Turken in 1974 het noorden van het eiland bezetten en Turkse immigranten in de huizen van de gevluchte Grieken trokken, zijn zij gebleven. In eerste instantie waren er 2.000 christelijke Grieken en Libanezen uit de maronitische dorpen westelijk van Kyrenia achtergebleven. Vandaag de dag zijn het er nog een paar honderd.
Het Turkse bestuur heeft hen het leven steeds zwaarder gemaakt. Hun kerken werden gesloten en ontheiligd, het recht om het eigen bezit te gebruiken en het erfrecht werden ingeperkt. Hoewel mensenrechtenorganisaties deze manier van doen bekritiseerd hebben, gaat het tot op de dag van vandaag voort.
In Rizokarpaso vormen Turkse immigranten, die na de bezetting van het noordelijke deel van het eiland hoofdzakelijk uit arme gebieden van Anatolië kwamen, de meerderheid van de lokale bevolking – zoals overal in Noord-Cyprus.
Zo’n 300.000 Turken heeft Turkije naar Cyrpus laten migreren, om het gebied definitief Turks te maken. Zelfs de inheemse Turkse Cyprioten, die sinds de 16e eeuw met de Ottomaanse veroveraars op het ooit puur christelijke eiland aankwamen, zijn tegenwoordig een minderheid. Hun getal slonk tot 80.000, ten tijde van de bezetting waren het er nog 118.000.
Sinds de deling van het eiland kwam er iedere week een konvooi van de Verenigde Naties, om onder de 350 nog resterende Griekse en Libanese Cyprioten in het stadje levensmiddelen en medicamenten te verdelen. Dit regelmatige konvooi gaat terug op een al meer dan 40 jaar geldende overeenkomst tussen beide zijden, aldus de VN. Maar nu is het konvooi voor het eerst afgeblazen, omdat er voor het eerst tol geëist werd. Alleen medicamenten zijn wel afgeleverd.
Mislukte gesprekken over hereniging
Na het mislukken van de gesprekken over de hereniging van Cyprus in juli van dit jaar, vanwege de weigering van de Turkse regering om zijn troepen terug te trekken uit het noorden van het eiland, staat de situatie op het sinds 1974 gedeelde eiland in de Middellandse Zee voor het eerst sinds jaren weer op scherp. Er zijn nauwelijks nog contacten tussen de politieke leiding van Grieks- en Turks-Cyprus. De kleinste en minst beschermde minderheid, de laatste Cypriotische Grieken in het noorden van het eiland, mogen het nu ontgelden.
De Grieks-Cypriotische president Nikos Anastasiades veroordeelde de opstelling van de overheid in het noorden, die de inspanningen voor het herstel van vertrouwen tussen de gemeenschappen ondermijnt. Maar Tahsin Erturoglu, de minister van Buitenlandse Zaken van de Turkse Republiek Noord-Cyprus, die behalve door Turkije door geen enkele staat erkend wordt, zei in New York, dat zijn regering zich er niet van af laat brengen vanaf begin deze maand belasting te heffen op hulpgoederen.
Als argument voor de stap wees hij op de “vrijheid om te reizen”, die de ontvangers van de hulp in het noordelijke deel van het eiland zouden hebben. De laatste Grieken in het noorden hebben meer dan 40 jaar ervaring met intimidatie, vernederingen en het ontnomen worden van rechten door de Turkse bezetters. Ze zullen hun thuisdorpen niet meer verlaten.
De president van de Republiek Cyprus kondigde reeds aan tegen deze maatregelen, die het laatste vertrouwen kunnen verwoesten, te zullen klagen bij de Europese Unie, waarvan de Republiek Cyprus lid is en bij de Verenigde Naties.