In de laatste dagen van 2010 stak een man zichzelf in brand in Tunesië als een teken van protest van zijn frustratie over de economische situatie waarin hij verkeerde. Honderden begonnen te demonstreren en uiteindelijk werd de dictatuur in 3 weken omver geworpen door een spontane volksopstand. Dit werd gevolgd door demonstraties in de rest van de Arabische wereld, massa’s kregen hoop dat ze hun bewind omver zouden kunnen werpen, in Egypte slaagde men hierin, in Libië niet dan met buitenlandse militaire steun.
Medio maart 2011 begon een vreedzame protestmars in Damascus tegen het bewind van de Baath-partij, dat Syrië bestuurt sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw. De demonstranten waren afkomstig uit alle etnische bevolkingsgroepen en hadden diverse religieuze achtergronden, hetzelfde kan gezegd worden van de voorstanders van het regime en de strijdkrachten die loyaal bleven aan de regering.
Na ruim 11 maanden gaan de demonstraties en de onderdrukking daarvan nog altijd voort en nog altijd is er geen uitzicht op een einde aan het conflict. Het officiële dodental ligt rond de 8000 en er zijn nog veel meer gewonden. Veel mensen zeggen dat een militaire interventie nodig is om het bloedvergieten te stoppen, omdat het bewind van president Assad zijn behandeling van de bevolking niet zal veranderen. Maar er is iets belangrijks dat we niet uit het oog moeten verliezen.
Achter het conflict tussen een deel van de Syrische bevolking met het bewind ligt een belangenconflict tussen de Verenigde Staten en Rusland. Syrië is het enige Arabische land dat een militaire overeenkomst heeft niet met de Verenigde Staten maar met Rusland. Syrië is verder een bondgenoot van Iran en haar strategische geografische ligging vergroot haar belang. President Assad is geen soenniet, zoals de meerderheid van de bevolking, maar een aleviet, religieuze verschillen spelen ook een belangrijke rol. De oppositie wordt bewapend en gefinancierd door Qatar en Saoedi-Arabië, die felle tegenstanders zijn van Iran. Ook milities die de oppositie steunen hebben massamoorden begaan nadat zijn de controle kregen over steden of buurten.
Arabische landen hebben allemaal een dictatuur gehad in de afgelopen decennia (met uitzondering van Libanon, maar met inbegrip zelfs van de rijke Golfstaten), maar Syrië heeft economisch het beste gepresteerd, het land heeft een olie-industrie die niet te veronachtzamen is. Dit wekt ongetwijfeld afgunst.
We moeten ons er van bewust zijn dat met de Amerikaanse inval in Irak de staatsveiligheidsdiensten volledig werden weggevaagd, 6 à 7 jaar was nodig om het land te stabiliseren, bijna 4 miljoen Irakezen sloegen op de vlucht, 2 miljoen vertrokken naar Syrië. De meerderheid van de Iraakse christenen raakte zijn huis kwijt en moest zijn toevlucht zoeken in Koerdistan en Syrië. 500 à 1000 van de oudste christelijke kerken ter wereld werden compleet verwoest en de Amerikaanse strijdkrachten deden niets.
Een embargo zou een pressiemiddel kunnen zijn om het bewind van Assad onder druk te zetten, maar een militaire interventie zou het begin van een veel groter conflict kunnen zijn. Poetin zal onverwijld handelen als het belang van Rusland bedreigd wordt. Er zijn terechte zorgen over de mogelijke Iraanse ambitie kernwapens te ontwikkelen, temeer omdat er onder de Iraanse elite mensen zijn die dergelijke wapens daadwerkelijk tegen Israël zouden willen gebruiken. Maar het destabiliseren van Syrië door een militaire inval is zeer gevaarlijk voor de diverse etnische bevolkingsgroepen en religieuze gemeenschappen in Syrië en voor de landen in de regio, zelfs voor Israël.