Wie alleen de wisselkoers als maatstaf voor de stabiliteit van een munt neemt, die kan momenteel met het oog op de euro goed slapen. Na een fase van zwakte heeft de Europese eenheidsmunt tegenover andere belangrijke valuta’s als de Amerikaanse Dollar, de Yen en het Pond duidelijk terrein gewonnen.
Mario Draghi, de directeur van de Europese Centrale Bank (ECB), verheugt zich daarentegen evenmin als leidende economische experts. Ze zien de hoge wisselkoers als nog een bron van problemen, die de euro substantieel kunnen raken.
Productie nog altijd onder niveau van voor 2007
De ogen zijn daarbij vooral gericht op Draghi’s thuisland Italië. Het land lijdt sowieso al onder de euro, die voor de Italiaanse economie te sterk is. Het Bruto Binnenlands Product (BBP) is in de afgelopen acht jaar met 600 miljard afgenomen tot 1800 miljard USD, zo schat het Internationaal Monetair Fonds (IMF).
Volgens de voormalige chef van het Ifo-instituut in München, de econoom Hans Werner Sinn, ligt de productie in de Italiaanse industrie nog altijd 19 procent onder het niveau voor de crisis van 2007. Een wezenlijke reden daarvoor: Sinds 1995 is Italië als productieland tegenover Duitsland maar liefst 42 procent duurder geworden. Hierin ligt de bijzondere moeilijkheid, die de situatie van de op twee na grootste economie van de eurozone in zeker opzicht zelfs nog problematischer maakt dan die van Griekenland.
Devaluatie of hervormingen
De Grieken beschikken niet over noemenswaardige, naar de wereldmarkt exporterende industrie, Italië heeft die daarentegen wel in aanzienlijke mate. Tot het bevriezen van de wisselkoersen in 1999 kon Italië eventuele kostennadelen door middel van devaluatie van de Lira gladstrijken. Sindsdien is deze weg geblokkeerd. De momenteel hoge koers van de euro versterkt de druk op Italië nog extra.
Spanje heeft op een vergelijkbare ontwikkeling met harde hervormingen gereageerd. In het chronisch politiek instabiele Rome zijn dergelijke hervormingen echter nauwelijks door het parlement te loodsen. Hier probeert men de sociale gevolgen van de afglijdende concurrentiekracht en de daaruit voortvloeiende hoge werkloosheid door opname van kredieten te verhullen. Daardoor heeft de staatsschuld een gigantische 133 procent van het BBP bereikt. De staatsschuld van Duitsland ligt ter vergelijking ongeveer bij de helft daarvan.
Vertrek uit de euro
Ondanks massieve ondersteuning door de ECB, die Italiaanse staatsschuldpapieren koopt en daarmee de rente drukt, kan deze ontwikkeling niet eindeloos zo door gaan. Sinn voorspelt zodoende het spoedige vertrek van Italië uit de Euro, ofwel nog dit najaar dan wel, waarschijnlijker, komend voorjaar.
Daarbij loopt een race tegen de klok: Oudere Italiaanse staatsobligaties zijn onderhevig aan een regel die stelt dat het schuldenaarland besluiten kan in welke munt het verschuldigde bedragen uitbetaalt. Rome zou dat dus in (duidelijk gedevalueerde) nieuwe Lira’s kunnen doen. Jongere papieren zijn daarentegen onderhevig aan het principe dat de meerderheid van de schuldeisers met een dergelijke switch moet instemmen, wat niet waarschijnlijk lijkt. In 2016 waren er ongeveer evenveel nieuwe als oude papieren in omloop. Vanaf 2022 zijn er nauwelijks nog oude Italiaanse obligaties in omloop.