Eerder deze week gingen kandidaten voor de Republikeinse nominatie voor het presidentschap van de Verenigde Staten op CNN in debat over buitenlands beleid en veiligheid. Wat vooral duidelijk werd, is dat de grootste kanshebbers zonder uitzondering roekeloze haviken zijn.
Sinds de neoconservatieven greep kregen op de Republikeinse partij, wordt deze in toenemende mate gekenmerkt door een losgeslagen en ronduit gevaarlijke kijk op buitenlandse bedreigingen en wat de gepaste reactie daarop zou zijn. Het debat van dinsdag werd gedomineerd door ISIS en het Midden-Oosten in het algemeen. Over andere delen van de wereld werd nauwelijks gesproken.
Vergeleken met de roekeloze stellingnames van hardliners als Rubio, Kasich, Christie en Fiorina, kunnen de standpunten van Cruz en Trump soms nog gematigd klinken. Maar ook zij zien er als het er op aan komt geen been in om op grote schaal oorlogsmisdaden te plegen om maar flink over te komen. Toen men bijvoorbeeld bij Cruz doorvroeg over zijn retoriek over tapijtbombardementen op ISIS, deinsde hij niet terug, maar bleef hij bij zijn standpunt dat in feite in zou houden dat tienduizenden burgers in door ISIS bezette Syrische steden om zouden komen door Amerikaanse bombardementen.
De hardliners lieten zich daarentegen voorstaan op standpunten die tot een direct conflict met Rusland zouden kunnen leiden, neem bijvoorbeeld het idee van een ‘no-fly-zone’ boven Syrië, maar wilden niet toegeven dat er ook een risico zou kunnen zitten aan dergelijke voorstellen. Eerder in het debat maakte Christie er een punt van om te zeggen dat het conflict met ISIS zoveel is als een Derde Wereldoorlog. Een herhaling van eerdere uitspraken die inhoudelijk weinig toevoegde, vooral een poging om op te vallen door stevige retoriek. Dat het in dit verband misschien ook zaak zou kunnen zijn om te voorkomen dat er een direct conflict met Rusland ontstaat, kwam bij Christie kennelijk niet op.
Paul deed het in dit debat relatief goed. Hij nam Rubio op de korrel inzake immigratie, surveillance en buitenlands beleid. Paul greep het geblaat van Christie over een derde wereldoorlog aan om hem in z’n hemd te zetten:
“Nou, als je voor een derde wereldoorlog bent, dan heb je je kandidaat gevonden. Hier heb je ‘m dan. Lieve mensen, wat we zoeken in een leider is iemand met oordeelsvermogen, niet iemand die zo roekeloos is dat hij hier op het podium staat en zegt: ‘Ja, ik sta te springen om Russische vliegtuigen neer te halen.’ Rusland vliegt immers al in dat luchtruim.”
Paul wees er ook terecht op dat als er twee jaar geleden daadwerkelijk naar de zogenaamde ‘rode lijn’ gehandeld was, ISIS nu waarschijnlijk ook de rest van Syrië onder controle zou hebben. Het debat van dinsdag gaf Paul de kans om zich duidelijk te onderscheiden van de andere kandidaten op deze beleidsterreinen, maar hij was dan ook de enige die zich werkelijk onderscheidde.
Trump maakte nog wel even een sterke opmerking over de zinloosheid van recente Amerikaanse interventies. Waarbij hij benadrukte dat de VS er “niets” aan gehad heeft, om vervolgens wat tegenstrijdig door te gaan over olie. Toen hij gevraagd werd naar het moderniseren van het Amerikaanse kernwapenarsenaal had Trump duidelijk geen idee waar het precies om gaat. In antwoord op een vraag over Syrië, zei Trump dat “we niet iedereen tegelijk kunnen bestrijden”, dat is in ieder geval een wat meer realistische en verantwoorde kijk op de zaak dan die van de hardliners.
Kasich sloeg een flater toen hij de Saoedi’s op hun blauwe ogen geloofde inzake het doel van hun internationale ‘anti-terrorisme-coalitie’. Inmiddels ontkennen diverse landen die door de Saoedi’s als onderdeel van die coalitie genoemd worden hun betrokkenheid. Maar wat belangrijker is, het idee dat uitgerekend Saoedi-Arabië, dat al decennia jihadisten in diverse landen ondersteund, een internationale anti-terrorisme-coalitie zou gaan leiden, moet toch op zijn minst de wenkbrauwen doen fronsen. Hij maakte zich verder belachelijk door te stellen dat Amerika Rusland op de neus moet slaan. Een clowneske en gevaarlijke opmerking die nog maar eens laat zien hoe onrealistisch en ondoordacht de visie van veel Republikeinse politici op internationale spanningen en potentiële conflicten is.
Ook Fiorina maakte zich volstrekt belachelijk door te denken dat China de VS zal steunen inzake Noord-Korea, als de Amerikanen eerst maar op alle mogelijke manieren de Chinese belangen doorkruisen.
“Ik heb 25 jaar zaken gedaan in China, dus ik weet dat om China zo ver te krijgen dat het met ons meewerkt, we eerst terug moeten slaan tegen hun cyberaanvallen, zodat ze weten dat het ons ernstig is. We moeten weerstand bieden aan hun verlangen om de handelsroute door de Zuid-Chinese Zee, waardoor ieder jaar 5 triljoen dollar aan goederen en diensten stroomt, te beheersen.
We kunnen ze niet de betwiste eilanden laten beheersen en we moeten samenwerken met de Australiërs, de Zuid-Koreanen, de Japanners en de Filipijnen om China in bedwang te houden. En dan moeten we ze vragen om hun steun en hun hulp inzake Noord-Korea.”
Wat er aan logica en samenhang ontbreekt in hun argumenten, lijken de haviken aan te willen vullen met strijdbaarheid en confrontatiegerichtheid.
Rubio kreeg de meeste aanvallen te verduren in het debat. Hij hield zich staande, maar kwam niet erg uit de verf. Hij bepleitte nog maar eens een agressiever beleid inzake Syrië. Daar hoort volgens Rubio ook een grondoorlog bij, die dan vooral door de legers van soennitische Arabische staten uitgevochten zou moeten worden. Waarom die landen dat risico zouden nemen, werd niet duidelijk. Hij kwam ook weg met een praatje over de verspreiding van ISIS naar Libië en Jemen. Terwijl die verspreiding juist plaats heeft kunnen vinden door oorlogen die hij Rubio steunde en in het geval van Jemen nog steeds steunt.
Al met al was het debat weinig hoopgevend. Alarmistische taal en bangmakerij zetten de toon en dreigingen werden opgeblazen. Voorgestelde oplossingen kwamen vooral neer op totale en rücksichtslose confrontatie. Er waren een paar positieve uitzonderingen, maar over het algemeen maakte het debat maar weer eens duidelijk waarom het buitenlandbeleid niet aan Republikeinen toevertrouwd kan worden.