Dat het de volkeren der aarde beter zou vergaan, als men van de ene op de andere dag de grenzen op zou heffen, is een “dom idee”. Dat schrijft Régis Debray in zijn Lof der grenzen, dat al in 2010 in het Frans verscheen, dus nog voor de huidige ‘refugees welcome’-waan.
De onconventionele linkse filosoof, ooit adviseur van president François Mitterand, heeft natuurlijk gelijk met deze vaststelling. Je zou aan kunnen vullen dat dit idee niet alleen uitgesproken naïef is, maar tegelijk ook uitgesproken West-Europees. Want buiten West-Europa vindt dit ‘zonder-grensisme’ (Debray) nauwelijks aanhang. En waarom ook?
Deze ideologie verwerpt het bestaan van autonoom handelende staten en naties als zodanig, negeert de realiteit van gegroeide structuren, loochent het bestaan van ‘binnen’ en ‘buiten’ en stelt zich een ‘borderless world’ voor.
Debray laat zien dat deze voorstelling van een grenzeloze wereld een messiaans karakter draagt: Nationale, culturele en normatief bepaalde grenzen moeten opgeblazen worden, om het definitieve “huwelijk met de global market place” te voltrekken.
Hij schildert het ‘zonder-grensisme’ dan ook als economistisch, absolutistisch en imperialistisch, als humanitair verklede afleidingsmanoeuvre. De historische grenzen schildert hij daarentegen als cultuurscheppend, waardebevorderend en als “tegengif tegen de onverschilligheid”, als “bescherming van het levende”.
De korte filosofische omzwerving door de geschiedenis van de betekenis van grenzen is van een aantrekkelijk literair niveau, in haar argumentatie overtuigend en informatief. Voor conservatieve of rechtse lezers zal er wellicht weinig verrassends in staan, maar voor Debrays radicaal-linkse achterban is dat anders. Van links horen we een dergelijke lofzang op grenzen immers nagenoeg nooit.
N.a.v. Régis Debray, Éloge des frontières (Parijs: Gallimard, 2010), paperback.