Vuurwerkramp Enschede. De eerste naam openbaar: Officier van Justitie: mr. Herman Stam

door | 10 januari 2020

In bovenstaand interview wordt ik door Pim van Galen ondervraagd over mr. Herman Stam en waarom ik besloot tot het openbaar maken van namen.

Carrière

Mr. Herman Stam, in het dagelijks leven nu senior rechter bij de rechtbank Almelo, was vanaf de ramp de eerstverantwoordelijk officier van justitie (zaaksofficier) voor het strafrechtelijk onderzoek naar de Vuurwerkramp. Hij heeft de opsluiting veroordeling voor elkaar gekregen van drie onschuldigen: de beide ex-Fireworksdirecteuren Rudi Bakker en Willy Pater en de voor brandstichting opgepakte André de Vries. Daarna werd mr. Stam als officier van justitie voor 4 jaar in de tropen gestationeerd, op Curaçao. Hij kwam terug naar Nederland in 2006 en maakte toen carrière als achtereenvolgens advocaat-generaal, rechter en senior rechter, nu nog steeds bij de rechtbank te Almelo.

Vreemde benoeming

Mr. Stam had voor een zaaksofficier op een recherche onderzoek, dat het grootste was in zijn soort van de naoorlogse geschiedenis een opmerkelijk profiel. Hij was afkomstig uit de belastingdienst en FIOD en had geen ervaring met grootschalige rechercheonderzoeken. dacht dat dit werd gecompenseerd door een ervaren recherche-leider, kwam bedrogen uit. Ook de politiecommissaris die het Tolteam van de politie Twente leidde, Rik de B., miste zulke ervaring. Hij kwam namelijk van de Mobiele Eenheid (ME) en had nog nauwelijks recherche-ervaring. Indien de politieke- en bestuurlijke top een strafrechtelijk onderzoeksteam had willen formeren dat, wegens gebrek aan ervaring, constant op zoek was naar aansturing, dan had men geen betere constructie kunnen bedenken. De gevolgen bleven niet uit. Enkele voorbeelden:

Internationaal opsporingsbevel

Op 18 mei 2000 wordt door OvJ Stam een internationaal opsporingsbevel uitgevaardigd tegen Fireworks directeur Bakker, terwijl Bakker al die tijd net over de grens in het ziekenhuis lag te Gronau (D). Hij kreeg daar bezoek van collega’s, familie en advocaat. De pers moest door het ziekenhuispesoneel worden buitengehouden. Tolteam rechercheurs Jan Paalman en Charl de Roy van Zuydewijn wilden bij Bakker langsgaan om te kijken hoe de stand was, maar dat mocht niet van de Tolteam hiërarchie. De inzet door Herman Stam van een internationaal opsporingsbevel staat gelijk aan ‘Misbruik van recht’. Dit droeg bij aan de sfeer van publieke heksenjacht die het OM kennelijk wilde creëren. Uiteraard meldden beide directeuren zichzelf bij de politie. Op 23 mei 2000 stond OvJ Stam schuimbekkend te schreeuwen voor Bakker. Hij (Stam) zou hem (Bakker) wel klein krijgen.

Binnenloodsen verdachte ondanks tegenbewijs

Het tegen de aanwijzingen in [1] binnenloodsen als verdachte van brandstichting, vervolgens ondanks onvoldoende bewijslast (blijkt uit interne stukken) langer vasthouden en tenslotte op valse bewijzen [2] veroordeeld krijgen van André de Vries. Let wél: Niet het Tolteam, maar het Openbaar Ministerie nam het initiatief tot het binnenhalen van André de Vries() als verdachte van brandstichting. Zie volgende punten.

Het officiële verhaal: ‘spontane getuige’

Volgens de officiële versie van de feiten komt na een eerdere vruchteloze tip via het OM alsnog ‘spontaan’ getuige Bennie van K. het politiebureau binnengewandeld. Bennie van K. meldt dat een vage kennis van hem wel eens iets met de ramp te maken kan hebben. Op basis van de gegevens van Van K. vindt men André de Vries in de politiesystemen voor een eerdere poging tot brandstichting en is hij een perfecte kandidaat-brandstichter van de Vuurwerkramp. In alle transparantie wordt onderzoek gepleegd en op 26 jan 2001 wordt De Vries aangehouden.

Werkelijkheid: binnensluizen door OM

De vermoedelijke gang van zaken is echter even anders. N.a.v. een getuigenverklaring over een wegrennende man in een rode broek herinnert rechter O. zich een dossier van een brandstichter (A. de Vries) waarin een man met een rode broek voorkomt (verklaring van O. bij de rijksrecherche). Het probleem is dat het signalement van de wegrennende man totaal niet overeenkomt met dat van De Vries. Daarop zal het Tolteam niet aanslaan. De compositietekening van de wegrennende man wordt pas op 9 oktober 2000 gemaakt. Dat is drie dagen later dan dat rechter O. zegt te hebben getipt n.a.v. die compositietekening die hem werd getoond door officier van justitie van der V. Om het probleem van het niet-gelijkend signalement op te lossen, wordt er niet getipt op De Vries, maar op Van K., een kleine crimineel en goede kennis van De Vries, met antecedenten die liggen op het werkterrein van O. (jeugdrechter) en Van der V. (jeugdofficier). Wanneer Van K. dan op De Vries tipt, waarbij hij voorgeeft De Vries nauwelijks te kennen, wordt dat een eigenstandige aanwijzing waarbij het probleem van het niet-passende signalement wegvalt.

Verschillende sets kleding

Van K. wordt dan gevraagd om te getuigen en wordt meermaals bezocht door rechercheur M., zonder dat daarvan verslag wordt opgemaakt en zonder getuigen. Het is niet uitgesloten dat niet Van K. het Tolteam voorziet van informatie, maar dat rechercheur M. juist de getuige Van K. voorziet van de gegevens nodig om bij De Vries uit te komen. Collega rechercheur S. levert daarna aan rechercheur M. een set kleren aan, die beantwoordt aan het signalement van de wegrennende man, terwijl de van De Vries in beslaggenomen kleren er anders uitzien en in werkelijkheid nog bij een andere collega in opslag liggen, die op dat moment nog van niets weet. Verklaringen die dit bevestigen zijn genegeerd, zowel door de rijksrecherche als door de nakomende feitenonderzoeken. [3]

Parallel onderzoek

Er start onder aansturing van rechercheur Piet B.() een verborgen parallel onderzoek op De Vries, waarbij rechercheur M. de belangrijkste rol vervult en de meeste overige Tolteamrechercheurs geen inzage hebben. De bevindingen uit dit parallelle en niet door collega’s gecontroleerde traject vormen de basis van de aanhouding van De Vries. [4]

Tegelijk worden alle onderzoeken naar een bedrijfsongeval onafgemaakt afgebroken. Later zal nog blijken dat er meerdere rode broekjes met verschillende kenmerken binnen het onderzoek hebben gefigureerd als bewijs.[5] Deze feiten vertegenwoordigen o.a. ambtsmisdrijf, vals opmaken van Pv’s en samenspanning ter misleiding van de rechter, zoals blijkt uit de details in het reviewrapport.

Lessen uit Culemborg veranderd

Het OM heeft de oorspronkelijke lessen uit de vuurwerkexplosie in Culemborg (1991) [6], die óók in Enschede zouden hebben geleid tot niet-vervolging van het vuurwerkbedrijf, verdraaid tot lessen die juist de basis legden voor de vervolging van het vuurwerkbedrijf. De oorspronkelijke lessen hadden aangetoond dat niet het vuurwerkbedrijf maar juist de overheid de ramp viel te verwijten. Door een les te verzinnen over het veranderen van klasse 1.3 vuurwerk in massa-explosief vuurwerk [7] en door daar vervolgens de voorraadreconstructie op aan te laten aansluiten, verkreeg het OM een goede basis voor veroordeling van het bedrijf op basis van ‘Te-veel-en-te-zwaar’ vuurwerk in opslag op de rampdag.

Vrijwaring Brandweer

Het OM heeft de brandweer bewust buiten het strafproces gehouden. Natuurlijk had de brandweer een enorme tol betaald met vier overleden brandweerlieden. Maar het eigenlijke motief om de brandweer buiten vervolging te houden was tweeledig.

  1. Burgemeester Jan Mans had openlijk zijn lot verbonden aan de beoordeling van het brandweeroptreden. Bij een negatief oordeel zou Mans opstappen. Uri Rosenthal verklaarde later dat dit aftreden van Mans ook repercussies zou hebben gehad voor de verantwoordelijke bewindslieden in Den Haag.
  2. Het optreden van de brandweer was verkeerd aangestuurd. Door het negeren van veiligheidsaanduidingen [8], niet in acht nemen van veiligheidsafstanden [9] en internationale regelgeving [10], had de brandweer een totaal verkeerde wijze van inzet gekozen (offensief blussen i.p.v. defensief uitbreiding voorkomen). Dit heeft het aantal slachtoffers verhoogd en ook de schade aanzienlijk verhoogd [11].

OM houdt feiten achter

Het OM heeft op verschillende terreinen gegevens weggehouden uit het strafdossier. Soms vielen zij daarbij door de mand, zoals bij een Regiezitting van het gerechtshof, maar meestal slaagde het OM in zijn opzet. Zo zijn door het OM dossiers buiten de rechtbank gehouden betreffende Culemborg, de brandweer, het conflict tussen S.E. Fireworks met oud-eigenaar Harm S. en betreffende het grondbedrijf, o.a. met betrekking tot het gevestigde voorkeursrecht.

Sturing onderzoek

Het Openbaar Ministerie krijgt van het Tolteam 29 mei 2000 te horen dat het door de gemeente aan politie/OM overhandigde dossiers m.b.t. S.E. Fireworks niet compleet zijn, maar waarschijnlijk ‘geschoonde’ dossiers zijn. Het gaat o.a. om de dossiers m.b.t. de (door de gemeente tegengehouden) verplaatsing van S.E. Fireworks, de vergunningverlening en de geheime grondonderhandelingen tussen de gemeente Enschede en oud-eigenaar S. Op dezelfde dag vindt er een coördinatiebijeenkomst plaats tussen OM, Tolteam en NFI, waarin wordt afgesproken dat de oorzaak van de brand en de escalatie tot ramp, gekoppeld moeten zijn aan de bepalingen in de milieuvergunning. Ook dient de mogelijkheid van een ‘Stofexplosie’ te worden ontkracht. Dit alles ter voorkoming van vrijspraak. Dit is een ambtsmisdrijf en aanzetten tot valsheid in geschrifte

Stam legt getuige zwijgen op

Hennie K. (), klusjesman S.E. Fireworks, is de enige Fireworks-werknemer waarvan uit onderzoek is gebleken dat hij tenminste één keer op het bedrijfsterrein van S.E. Fireworks is geweest op de rampdag, voorafgaande aan het uitbreken van de eerste brand. K. heeft over zijn aanwezigheid bij S.E. Fireworks meermaals gelogen bij het Tolteam en de rechter. De zaaksofficier mr. Stam heeft daarop K. langdurig laten vervolgen voor meineed. Dit was niet alleen zonder resultaat, maar Stam deed dit tegen het advies in van diverse leden van het Tolteam die K. wilden horen over zijn aanwezigheid bij het bedrijf op de rampdag. Wat zaaksofficier Stam hiermee wél bereikte, was dat K. als verdachte van meineed zwijgrecht verkreeg, precies over de periode van zijn bezigheden op het terrein en zijn overige activiteiten op de rampdag tussen 08u00m en 15u00m. Hiermee heeft mr. Stam de waarheidsvinding naar de oorzaak van de brand (‘eerste vlammetje’) ernstig belemmerd. Mr. Stam moet dit bewust hebben gedaan. Nadat K. pas in 2002 was vrijgesproken van meineed, kon hij zich vervolgens met succes beroepen op geheugenverlies.

Jaarverslag Openbaar Ministerie

In het OM-jaarverslag 2000, arrondissement Almelo, doet zaaksofficier Stam uitspraken over de ergerlijk leugenachtige houding van Fireworksdirecteur Bakker. Het vaste verhoorkoppel dat hem 85x heeft ondervraagd was hierover zo verbaasd dat zij per proces-verbaal lieten vastleggen dat zij Bakker nooit op een leugen konden betrappen.

Conclusie

Bovenstaande is slechts een beperkte selectie uit de gevonden bewijzen van verwijtbaar gedrag door het OM en de zaaksofficier Stam. Hiermee draagt officier van justitie Stam een zware verantwoordelijkheid voor het mislukken van de strafvervolging in de Vuurwerkramp en het veroordeeld krijgen van drie onschuldigen voor de ramp. Stam is zeker niet een drijvende kracht, maar was wél belangrijk als uitvoerder van de misleiding van de rechterlijke macht, die al eerder aannemelijk was gemaakt na een intern politieonderzoek door het Bureau Interne Zaken van de politie Gelderland-Midden. [12]

Namen worden bekend

Alle met initialen aangeduide namen in dit artikel worden in de loop van de tijd bekend gemaakt en de initialen worden dan ook vervangen door namen.

Voetnoten

[1] Hiermee wordt bedoeld dat er naar aanleiding van een nieuwe oproep in de media een nieuwe getuigenverklaring binnenkwam over een van (latere) de rampplek wegrennende man op een moment dat er nog weinig aan de hand was. Naar aanleiding van deze getuigenverklaring is het OM André de Vries als geschikte verdachte gaan zien. Het signalement klopte echter voor geen meter, dus kon het OM niet tippen op De Vries. Het Tolteam zou daar nooit in zijn meegegaan. Dus is er getipt door het OM op een crimineel vriendje van André de Vries die een verklaring kwam afleggen over mogelijke betrokkenheid van De Vries bij de ramp. Deze verklaring was aantoonbaar leugenachtig, maar het bracht De Vries binnen het onderzoek.

[2] Niet alleen is er gerotzooid met de kleding van De Vries (verkeerde set kleding, meerdere rode broekjes), ook is er ontlastend bewijsmateriaal achtergehouden, zoals een telecom-Pv, én zeer belangrijk: het OM voerde als bewijs twee verklaringen op van een getuige die meinedig bleken te zijn. Het OM wist dit, want het was al een vervolging wegens meineed gestart tegen deze getuige precies om dezelfde verklaringen die maanden later door de rechtbank als bewijs zouden worden geaccepteerd bij de veroordeling van De Vries tot 15 jaar cel. Ook zijn er door het OM en de rechter-commissaris (die de bijnaam officier-commissaris had) getuigen dusdanig bedreigd dat de verklaringen niet meer bruikbaar waren en naderhand als onbruikbaar zijn bestempeld door het gerechtshof.

[3] Volgens de verklaringen van toenmalig technisch rechercheur B. die de kleding van De Vries in bewaring had genomen bij een poging tot brandstichting van De Vries in zijn eigen auto op 19 juni 2000. B. ruimt zijn kantoor leeg i.v.m. een verandering van werkkring. Hij komt dan de kleding van De Vries tegen op een moment dat S. andere kleding aan M. heeft gegeven als zijnde afkomstig van De Vries. B. is hierover echter nooit meer gehoord, niet door de rijksrecherche en niet bij de latere feitenonderzoeken. Dit ondanks het feit dat rechercheur B. zichzelf aanbod voor verhoor.

[4] De bevindingen uit het onderzoekstraject op De Vries werden door drie rechercheurs vastgelegd op een separate diskette waartoe alleen deze drie rechercheurs toegang hadden. Normaal hadden deze mutaties moeten worden vastgelegd in het voor alle rechercheurs toegankelijke Tolteamjournaal. De rijksrecherche heeft dit ontkend met de bij de rijksrecherche gebruikelijke semantische woordtrucs. (Wordt gedetailleerd uitgelegd in het reviewrapport).

[5] Het éne broekje van De Vries heeft in de beëdigde verklaringen van politiemedewerkers vele hoedanigheden aangenomen, zoals een wisselende plaats van het achterzakje, een wisselende broekband, wisselende verpakking en sluitingswijze, wisselende geur en vlekken, al dan niet met gaatjes. De enig mogelijke verklaring hiervoor is dat er meerdere rode broekjes (die aan De Vries werden toegeschreven) hebben gefigureerd in het onderzoek.

[6] De echte (oorspronkelijke) lessen uit Culemborg waren dat de classificatie van vuurwerk onbetrouwbaar is, dat vuurwerk zich onder opsluiting heftiger kan gedragen, óók de laagste subklasse 1.4, dat vuurwerkinrichtingen niet meer bij een woonwijk thuishoren en dat er betere voorzieningen voor drukontlasting moeten worden overwogen. Geen van deze lessen is in de praktijk gebracht. Dit gaf nóg meer reden on S.E. Fireworks vrij te stellen van strafvervolging dan de redenen die in 1991 al golden bij het overwegen van de strafvervolging bij de vuurwerkexplosie in Culemborg.

[7] Op zich klopt het wel dat subklasse 1.3 vuurwerk onder inwerking van exploderend subklasse 1.1 vuurwerk zich massa-explosief kan gedragen, maar dat geldt voor alle subklassen vuurwerk, mits het onder voor een massa-explosie gunstige condities ligt opgeslagen (o.a. opsluiting, turbulentie) en in brand raakt.

[8] Dit is een afzonderlijk en ernstig punt. Niet alleen heeft de brandweer de aanduidingen genegeerd. Tijdens het onderzoek zijn de verklaringen van brandweerlieden dusdanig gemanipuleerd dat er een uitleg gegeven kon worden dat er andere gevarenaanduidingen hingen dan er in werkelijkheid waren aangebracht. Dit is een kennelijke poging om het brandweeroptreden goed te praten. Dit alles is in detail weergegeven in het reviewrapport, waar aan de hand van de afgelegde verklaringen een reconstructie is gemaakt van de herkomst van de verkeerde gevarenaanduidingen in de officiële rapportages van inspectie en Commissie Oosting. Van de werkelijke en correct aangebrachte gevarenaanduidingen, volgens welke de brandweer niet had mogen blussen, zijn afbeeldingen voorhanden.

[9] De Nederlandse regelgeving was (en is nog steeds!) fout. I.p.v. afstand houden en evacueren wordt voorgeschreven dat men vanaf 25 meter mag gaan blussen met water. Dit terwijl eenmaal brandend vuurwerk onblusbaar is met water. Maar zelfs naar de maatstaf van deze verkeerde regelgeving heeft de brandweer verkeerd opgetreden. Zij klommen namelijk boven op de vuurwerkopslagplaatsen en negeerden de waarschuwingen van het SEF-personeel om dat niet te doen. Dus zelfs de (verkeerd voorgeschreven) 25m afstand is niet in acht genomen.

[10] Internationaal gelden grotere veiligheidsafstanden, strengere vuurwerkclassificatie en vaak een verbod om überhaupt brandend vuurwerk te blussen. Dat staat zelfs op het net over de grens in Duitsland verkrijgbare vuurwerk, terwijl de brandweer in Nederland gewoon gaat blussen.

[11] Door de verkeerde wijze van inzet, gecombineerd met uitzonderlijke meteorologische omstandigheden (warm en windstil in het voorjaar) konden de omgevingsbranden uitgroeien tot een oppervlaktebrand met kenmerken van een vuurstorm. Zo’n vuurstorm creëert een eigen weerkundig systeem met stijgingswinden en aanzuigende werking van zuurstof. Het vuur lijkt zich daardoor op bovennatuurlijke wijze te verplaatsen over langere afstanden zonder tussenliggende brandhaard.

[12] Het tuchtrechtelijk onderzoek naar het Tolteam is gestart naar aanleiding van de klachten van de beide klokkenluiders en ex-Tolteamrechercheurs Paalman en De Roy van Zuydewijn. De opdracht tot intern onderzoek werd gegeven nádat André de Vries was vrijgesproken, omdat het door het OM aangevoerde bewijs ondeugdelijk was verklaard door het gerechtshof. De (in weerwil van de korpsleiding en het OM) afgelegde getuigenverklaringen van beide klokkenluiders voor het Hof waren hier mede debet aan. Formeel kreeg het Bureau Interne Zaken (BIZ) Gelderland-Midden de opdracht om naar het functioneren van het hele Tolteam te kijken. In de praktijk waren zij vooral gericht op de handel en wandel van de beide klokkenluiders. Dit blijkt uit interne stukken die in de review staan. Eind oktober 2003 sloeg het onderzoek ineens om. Dit naar aanleiding van eerder achtergehouden materiaal dat aan het BIZ werd toegespeeld vanuit de politie Twente. Daardoor bereikte het BIZ een voorlopige conclusie dat ‘Uitvoerenden en leidinggevenden binnen het strafrechtelijk onderzoek contra André de Vries bewust de rechterlijke macht hebben misleid.’ Burgemeester Mans nam contact op met justitieminister Donner en die gaf via het college Pg’s opdracht aan de rijksrecherche om de conclusie van het BIZ te onderzoeken. Praktisch bleek weer (uit interne stukken) dat de rijksrecherche maar op één ding uit was, namelijk het ontkrachten van de tussenconclusie van het BIZ. Dit heeft de rijksrecherche ook gedaan. Sindsdien worden de bevindingen van rijksrecherche door instanties en rechtbanken gebruikt om aan te tonen dat er géén misstanden waren binnen het Tolteamonderzoek. Al deze stukken: rapporten, processen-verbaal en getuigenverklaringen bij de rijksrecherche, alsmede de stukken van het BIZ, zijn beschikbaar en geanalyseerd in het reviewrapport weergegeven.