Als Zihni Özdil professor Emmer niet volgen kan in zijn uitleg dat Johan Maurits van Nassau’s WIC-salaris niet betaald kan zijn uit de negatieve inkomsten van het WIC-onderdeel Slavenhandel, is dat niet het onbegrip van de historicus maar van de gemankeerde politicus: GroenLinks had altijd al moeite met de randvoorwaarde dat geld moet worden verdiend voor het kan worden uitgegeven. Ook Özdil ’s overige kritiek op de zgn. racistische content in het werk van Emmer (NRC 10.10.2020), is geen professionele maar ideologische kritiek.
Warm aanbevolen door Özdil en met de zegen van historici als Scagliola, is na het verdampen van de Fortuyn revolte een neo-anachronistische historische school ontstaan. Werd vroeger getracht een verschijnsel als slavernij te begrijpen vanuit de moraal van die tijd, nu moet slavernij worden veroordeeld volgens de normen en waarden van onze tijd. Deze neo-historici schrijven vanuit hun anachronistisch begrippenkader motivaties voor gemeentebestuurders die menen excuses te moeten aanbieden aan nieuwe landgenoten en voormalige rijksgenoten voor een verleden van slavernij en koloniale uitbuiting: Excuses van mensen die niets gedaan hebben aan mensen aan wie niets is aangedaan. Overigens, Scagliola en collega’s publiceerden al veel eerder boek na boek over dienstplichtige Hollandse jongens die kampongs in brand staken en verzetsstrijders martelden. Zo beeldbepalend was hun werk dat het verhulde verslag uit “Asbestemming” (een boek uit 1994 zonder historische ambitie) als koud water over je heen viel: De verhakte resten van het gezin van het kamponghoofd waarmee A.F.Th. ’s vader vriendschap sloot: Zijn schuld! Zijn begin van een leven als PTSS-alcoholicus. Het verzwijgen of vergoelijken van zulke ‘verzetsdaden’ zet vraagtekens bij de gewetenskwaliteit van onze neo-historici.