Mijn moeders moeder kreeg twaalf kinderen; twee overleden heel jong (open ruggetje, stuipjes) en een derde aan het begin van zijn studie (tbc). Ze was een taai oud wijfie met een grote wrat op haar neus (‘wanneer gaat ze weer weg?’ vroeg ik als jochie van vier). Haar volgens moderne psychologen ‘niet te verwerken trauma’s’ waren haar alledaagse gewenning en binnen haar generatie was haar verlies bepaald niet uitzonderlijk. Als een kleine eeuw terug zulke vrouwen zulke verliezen zouden hebben ondergaan als iets wat ‘nooit meer overgaat’, was de samenleving waarschijnlijk ontspoord. Het publieke zwelgen in verdriet bij het spoorwegongeluk in Oss, dat het Leidsch Dagblad (21.9.2018) breeduit presenteerde, heeft daarom iets extreems. Kindersterfte was vroeger een ordinair gebeuren en is dat gelukkig niet meer. Moet dan nu het verlies van een kind ervaren worden als oneindig veel erger dan toen? Op de dag van het spoorwegongeluk kapseisde op het Victoriameer een veerboot: waarschijnlijk meer dan 200 doden. Hetzelfde Leidsch Dagblad gaf dat nieuws een berichtje van nog geen 90 woorden op pagina 11. Nederland is veiliger dan ooit. Moet dan bij elk binnenlands ongeluk de vlag halfstok? En zijn honderden doden in zwart Afrika het vermelden nauwelijks waard? Intussen pleit de voorzitter van de grootste Tweede Kamerfractie voor visitaties achter de voordeur om te controleren of in allochtone gezinnen het Nederlands wel vanaf het tweede jaar onderwezen wordt. En moet Irene Wüst zich verdedigen omdat zij de medicijnen gebruikt die haar arts voorschrijft. De toonzettende generatie in Nederland lijkt zijn gezond verstand te verwaarlozen en zijn emoties niet onder controle te hebben. De mentaliteit van onze samenleving verandert en niet ten goede.