F. M. Dostojevski, De broers Karamazov, door (Verzamelde Werken deel 9); vertaling, nawoord aantekeningen door Arthur Langeveld; 972 blz.; 45,-.
Te koop bij Bol.com
De Gebroeders Karamazov – uit Verzamende Werken
De Gebroeders Karamazov – Goedkopere variant
Fjodor Dostojevski
Een christelijke schrijver en groot tegenstander van de nihilistische profeet Nietzsche. De Russische schrijver Fjodor Michailovitsj Dostojevski (1821-1881) tekent voor ons de moderne mens die God afgeschaft heeft. De broers Karamazov dat in 1880 werd uitgegeven is recent in een nieuwe vertaling uitgegeven bij uitgeverij Van Oorschot. Een meesterlijk werk dat ons over de rand van de afgrond doet blikken. De hoofpersonen in het boek zijn de gebroeders Karamazov Aljosja (Aleksei), Ivan en Dimitri (Mitja). Centraal in het verhaal staat het conflict tussen de drie broers en hun vader Fjodor Karamazov. Het boek spitst zich toe op de moord van Fjodor (de vader van de Gebroeders Karamazov) en het gerechtelijke proces wat daarop volgt. Dostojevski zet in de broers Karamazov dit conflict op scherp door zijn eigen maatschappelijke, theologische en culturele beschouwingen in het verhaal te verwerken, waardoor de contrasten tussen deugd en ondeugd, geloof en ongeloof, liefde en haat duidelijk naar voren komen.
De Grootinquisiteur
Het gedeelte van de grootinquisiteur van Sevillia is het beroemdste gedeelte van het boek. In een lange monoloog verdedigde de grootinquisiteur van Sevilla tegenover Christus het idee dat enkel de principes van de duivel leiden naar de universele eenwording van de mensheid. De mens moet als God worden. Ivan Karamazov, die het stuk voordraagt aan zijn broer Aljosja, belichaamt in dit gedeelte de antireligieuze ideeën van de moderne mens, die met zijn nihilistische gedachten Aljosja aan het twijfelen brengt. ‘Als God niet bestaat, is alles geoorloofd’ is Iwans heldere, antireligieuze stelling. Als de mens in het bezit is van een geweten, hoe kan God dan het lijden van onschuldige kinderen toestaan. In het gedeelte van de grootinquisiteur wordt de kerk en het geloof gezien als belangrijkste veroorzakers van alle maatschappelijke ellende. Dit moet tegen de achtergrond van 19e eeuw gezien worden waarin de kerk en staat (de tsaar) als de veroorzakers gezien werden van macht en onderdrukking door de menselijke vrijheid ontnamen. Iwan verzette zich tegen de kerk die zich eigenschappen had toegekend dat niets meer te maken had met de kerk als eeuwige transcendente gemeenschap.
Hierin tekent de schrijver de botsing tussen de verlichtingsideeen en het Russische volksgeloof. Tussen het geloof en ongeloof. In deze monoloog laat Dostojevski treffend zien wat het gevolg is van een gewetenloze wereld waarin alles geoorloofd is. ‘Als de mensen stuk voor stuk God verworpen zullen hebben (en ik geloof dat er zo’n tijd gaat komen, net zo goed als de geologische tijden elkaar afwisselen), dan zal automatisch de hele vroegere wereldbeschouwing in elkaar storten.’ (..) ‘De mensen zullen zich verenigen om alles te genieten wat het leven te bieden heeft, maar uitsluitend voor het geluk en de vreugde van de wereld waarin ze leven. In de geest zal de mens zich verheffen tot een goddelijke, titanische rots en de mens-god zal verschijnen’!
De geest van het Nihilisme
In de rede van starets Zosima laat Dostojevski´s zijn eigen geloofsopvatting doorklinken. Ook zijn afweer tegen het materialistische en socialistische wereldbeeld komen in dit gedeelte duidelijk naar voren. Een duidelijke thema wat ook voortkomt in de rede van Iwan ‘Als God niet bestond, dan zou alles geoorloofd zijn. Als God niet leeft dan is de mens overgegeven aan zichzelf”. Dostojevski laat ons blikken in de afgrond van een wereld dat in spiritueel opzicht dood is. De revolutionaire socialistische geest gelooft in de maakbaarheid van de samenleving, dat uiteindelijk zal lijden tot volledige bevrijding van de mens. In de ogen van Dostojevski leidt vrijheid tot slavernij. Hij ziet een duidelijke relatie tussen materialisme en geesteloosheid. ‘De wereld heeft de vrijheid geproclameerd, vooral de laatste tijd, en wat zien we in die vrijheid van hen: niets naders dan slavernij en zelfmoord! Want de wereld zegt: heb je behoeften, bevredig die dan, want daar heb je niet minder recht op dan de aanzienlijkste en rijkste mensen. Door vrijheid op te vatten als de vermeerdering en spoedige bevrediging van zijn behoefte misvormt de mens zijn natuur.’ (…) ‘De enige drijfveren zijn afgunst wellust en grootspraak’. Dostojevski laat hiermee zien dat het kwaad niet in het systeem zit of bij de kerk, maar in de mens zelf. Een essentiële notie die de westerse samenleving met de Franse Revolutie van zich afgeschud heeft. De romantische filosoof Rousseau is hier wel het meest sprekende voorbeeld van. De mens is van nature vrij en tot het goede in staat maar gaat voortdurend gebukt onder machtsrelaties.
Contrasterende gemeenschap
Dostojevski poneert hiertegenover het ideaal van een grote menselijke gemeenschap. ‘Ik droom van onze toekomst en ik geloof dat de rijkaard zich uiteindelijk tegenover de armen voor zijn rijkdom zal schamen’(..) Gelijkheid is alleen te vinden in de geestelijke waardigheid van de mens en dat kan men alleen bij ons begrijpen’ Voor Dostojevski hangt sociale rechtvaardigheid samen met de christelijke notie van naastenliefde. Niet met een seculiere religie, die het bestaan van God ontkent, en de maatschappij zelf denk om te vormen. ‘Zij denken een rechtvaardige wereld te scheppen, maar doordat ze Christus hebben verworpen zal deze wereld op een bloedbad uitlopen.’ In deze profetische blik heeft hij helaas gelijk gekregen. Denk alleen al de verschrikkingen van het communisme in Rusland.
Dostojevski pleit niet zozeer voor een theocratie maar voor een samenleving die zich door het evangelie laat gezeggen. Uiteindelijk had ook hij een afkeer van kerkelijk hiërarchie en volledige vermenging met de staat. De kerk zou in zijn visie de hele maatschappij absorberen, en niet zoals in de tijd van keizer Constantijn de Grote, waarin de kerk door de staat was geabsorbeerd. ‘Uiteindelijk zal het restje geloof echte vrijheid bieden en het hele Russische strafstelsel overbodig maken. Want er kan op aarde geen rechter van een misdadiger zijn, voordat de rechter zelf beseft dat hij net zo`n misdadiger is.’
Op het grafmonument van Dostojevski in Sint-Petersburg wordt zijn levensinzet op kernachtige wijze verwoord: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt, en sterft, zo blijft het alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort’ (Joh. 12:24). Dat is de kern van het christelijk geloof, namelijk de christelijke naastenliefde, in de weg van zelfverloochening en het sterven aan je eigen hoogmoed. Hierin lijkt hij op Groen van Prinsterer (1801-1976). Waar Groen van Prinsterer het opnam tegen het liberalisme, nam Dostojevski het op tegen het socialisme. Uiteindelijk streden ze tegen dezelfde geest van het Nihilisme en hadden ze dezelfde boodschap. Tegen de revolutie het evangelie.