Neil Abrams en Steven Fish van het gerenommeerde Amerikaanse tijdschrift voor buitenlands beleid Foreign Policy zijn de vraag nagegaan wat de kansen zijn dat de corruptie en chaos in Oekraïne slechts een tijdelijk probleem zijn en welke rol het Westen daar in speelt. Ze publiceerden daarover onder andere in de Washington Post.
Nauwelijks had de gewelddadige staatsgreep van het Maidan in Kiev begin 2014 zijn doel bereikt en de gekozen president Viktor Janoekovitsj verdreven of de huidige bekleder van dat ambt deed zijn greep naar de macht. De steun voor ‘chocoladekoning’ Porosjenko nam duidelijk toe door zijn belofte een einde te maken aan de corrupte oligarcheneconomie in Oekraïne en dat hij daarbij zelf het goede voorbeeld zou geven. Porosjenko behoort namelijk zelf tot de puissant rijken, maar hij beloofde zijn aandeel in diverse bedrijven en banken van de hand te doen om zich volledig aan het welvaren van het Oekraïense volk te kunnen wijden. De politiek in Kiev zou niet meer beheerst worden door het grote geld, zo verzekerde hij.
Ook wie Porosjenko het voordeel van de twijfel wilde geven, mag zich na twee jaar afvragen wat er van dat goede voornemen terecht is gekomen. Dat deden dan ook twee onverdachte, want Amerikaanse, journalisten, Neil Abrams en Steven Fish, van het gerenommeerde tijdschrift Foreign Policy. Hun antwoord op de vraag is duidelijk: Ten eerste is er niets veranderd aan de oligarcheneconomie, ten tweede is Porosjenko net als voorheen een bepalende figuur in dit systeem.
De chaotische toestanden in het land zijn echter niet zozeer een gevolg van het onvermogen van Porosjenko en zijn regering, maar veeleer het noodzakelijke milieu voor het voortbestaan en gedijen van plutocratische machtsuitoefening. De beide auteurs zeggen het zo: “Een wereld waarin ambtenaren zich aan regels houden, officieren van justitie en rechters zich gewetensvol gedragen, de elites door democratische procedures rekenschap moeten geven en de vrije concurrentie van de markt functioneert – in zo’n wereld kunnen oligarchen niet overleven.”
In de Oekraïne overleven ze echter niet alleen, het gaat ze voor de wind. Alle voorwaarden daarvoor worden dan ook glansrijk vervuld. De omkoopbare rechterlijke macht en het volledige falen van de Nationale Anticorruptie Commissie worden daarbij effectief versterkt door de hulp van diverse westerse instellingen. Het schrijversduo stelt:
“De westerse hulp heeft de heersers van het land tot dusver ondersteund en ze bevrijd van de noodzaak om een functionerende staat en een functionerende markteconomie op te bouwen. Het voortzetten van de hulp zal de bestaande elites alleen maar langer aan de macht houden.”
Maar deze situatie is niet nieuw. Reeds een half jaar na de putsch ging Igor Kolomojski, één van de meest prominente oligarchen, er met 1,8 miljard dollar van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voor Oekraïne van door. Inmiddels woont hij in Amerika. Deze schelmenstreek weerhoudt het Westen echter evenmin als andere van dergelijke voorvallen van om de betalingen voort te zetten. Zo werd in maart bekend dat een bedrag van twee miljoen dollar van de Verenigde Staten en de Europese Unie dat specifiek bestemd was voor hervorming van het gerechtelijk apparaat verdwenen was, nota bene via het ‘Anti-Corruption Action Centre’.
Kennelijk niet onder de indruk van dit soort zaken hebben de VS op de nucleaire top in Washington in april Oekraïne extra militaire hulp ter waarde van 335 miljoen dollar toegezegd. Men hoopt allicht dat bij de wapenhandel de fondsen wel voor het bestemde doel aangewend zullen worden. In Amerika spreekt men over ‘veiligheidsondersteuning’, hoewel men daar in het Donbasbekken wel anders over zal denken.
Maar niet alleen de VS slaan geen acht op slechte ervaringen. Ongeacht de 1,8 miljard waarmee Kolomojski aan de haal ging, zegde het IMF Oekraïne dit jaar opnieuw 17,5 miljard dollar toe, waarvan 6,7 miljard reeds uitbetaald is. Nu de geluiden over corruptie ook doordringen tot de Amerikaanse pers wordt de kraan even dichtgedraaid. Dat heeft zelfs al tot een waarschuwing van de Amerikaanse vice-president Joe Biden geleid: “Corruptie”, zo stelde Biden, “vreet de Oekraïne aan als kanker.” Een gepast woord uit de verkeerde mond. De zoon van de Amerikaanse vice-president, Hunter Biden, bekleed immers sinds de coup een positie in het bestuur van de Oekraïense gasreus Burisma. In de raad van toezicht daarvan zitten nog meer Amerikanen, waaronder Devon Archer, een huisvriend van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry. Op de achtergrond wordt het gasbedrijf geleid door de oud-minister Nikolaj Slotsjevskij.
En zo blijven dan vrolijk de miljoenen naar Kiev vloeien. Als het IMF niet betaalt, dan zijn het wel de Verenigde Staten. Zo maakte het Witte Huis op 19 juni jongstleden bekend nog eens 220 miljoen dollar beschikbaar te stellen voor Oekraïne, allemaal met het oog op ‘versterking van de democratie en rechtstaat’ natuurlijk. Begin juni had de Overseas Private Investment Corporation (ondanks de misleidende naam een overheidsinstelling) reeds 62,5 miljoen uitgetrokken voor Oekraïne. Die som komt bovenop een reeds geheel uitbetaalde van 185 miljoen. In het begrotingsontwerp van de VS voor het komende jaar is daarbij reeds 150 miljoen gereserveerd voor bijkomende militaire hulp.
Bij de EU heeft Oekraïne inmiddels zo’n 23 miljard euro aan schulden uitstaan. De financieel analist Alexander Okchrimenko, stelt dat de afbetaling daarvan over 20 jaar uitgesmeerd moet worden en dat de waarschijnlijkheid van een staatsbankroet in de loop van dit jaar rond de vijftig procent ligt, aldus het Handelsblatt. Voor het IMF, de VS en de EU is dat waarschijnlijk reden om nog meer geld uit te trekken voor Oekraïne.