Multicultureel kwartetten met ‘The Magnificent Seven’

door | 11 oktober 2016

De film ‘The magnificent Seven’ (2016) is een nieuwe versie van een film met dezelfde naam uit 1960, dat op zijn beurt een Amerikaanse verfilming is van de Japanse film ‘Shichinin no Samurai’ (De zeven samurai – 1954). In die zin wekt de film een hoop verwachtingen.

De film is geregisseerd door de zwarte regisseur Antoine Fuqua en in die zin is de keuze voor de 61-jarige Denzel Washington als vertolker van de belangrijkste rol, namelijk de leider van de ‘magnificent seven’, niet verrassend maar wel opmerkelijk: was er geen jongere (zwarte) acteur voorhanden? Ter vergelijking: in 1954 werd de leidende rol vertolkt door de 50-jarige Takashi Shimura, en in 1960 door de 40-jarige Yul Bryner. Washington is echter een goed acteur en weet zijn rol overtuigend neer te zetten.

Wat direct opvalt aan de film is dat de ‘magnificent seven’ personages zo divers zijn, dat het absurd aandoet: een zwarte, een Oost-Aziaat, een Mexicaan, een Indiaan en op enig moment zelfs een vrouw. Het komt geforceerd over en doet denken aan het kwartetspel met Dick Bruna’s karikaturen van etnische groepen. Het is des te opmerkelijker dat de tegenspelers allemaal blanke Amerikaanse mannen zijn. Hierdoor komt de film wel heel politiek-correct over: de multiculti-crew zijn de goodies en de groep met vrijwel alleen blanke mannen (plus een Indiaan) zijn de baddies.

De slechteriken zijn ook inhoudelijk veranderd: in de twee eerste films zijn het ordinaire bandieten die de dorpelingen voedsel afpersen, maar in deze film is er letterlijk sprake van ‘Wild West kapitalisme’ – een rijke ondernemer, Bartholomew Bogue (Peter Sarsgaard) genaamd, wil de dorpelingen van Rose Creek goedschiks of kwaadschiks onteigenen om zijn mijnbouwbedrijf uit te breiden. Hij steekt de kerk in brand en schiet enkele mondige dorpelingen neer om zijn woorden kracht te zetten.

De vrouw van de neergeschoten Matthew Cullen gaat vervolgens op zoek naar huurlingen (in het Frans heet de film ‘les sept mercenaires’) om haar gramschap te halen. Sam Chisolm (Washington) aanvaardt de opdracht en gaat op zoek naar medestanders, en dan begint het filmscript te rammelen: afgezien van geld, is het niet altijd duidelijk waarom personen zich aansluiten bij de groep. Zo is er de confrontatie met de uit zijn stam verbannen Indiaanse boogschutter ‘Red Harvest’, waarbij deze door de hele groep onder schot wordt gehouden. Toch sluit hij zich onmiddellijk nadien zonder veel woorden  aan bij de groep, en wordt hij door de rest aanvaard.

Eigenlijk is de film, afgezien van de schietscenes in het begin en aan het einde van de film, tamelijk saai. Karakters krijgen nauwelijks diepgang en er is weinig chemie tussen de leden van de ‘magnificent seven’ onderling of met de dorpelingen. Dit is anders in de film van 1960, waar de hoofdrolspeler de dorpelingen onder dreiging van zijn vuurwapen moet dwingen tot gewelddadig verzet, waarna deze zich toch overgeven tijdens zijn afwezigheid. In de oorspronkelijke Japanse film is er zelfs sprake van een liefdesrelatie tussen een groepslid en een dorpsmeisje.

In de laatste en meest spectaculaire scene tracht regisseur Antonio Fuqua zijn publiek aan zich te binden door een enorm schietfestijn: de baddies vallen bij bosjes en de goodies schieten altijd raak, tot zover geen verrassingen. Het ten tonele voeren van een Gatling-gun (een machinegeweer uit de jaren 1860) door de baddies na de zware verliezen is spectaculair, maar het roept ook de vraag op waarom deze niet eerder werd gebruikt in de strijd. Met het oog op het in brand steken van de kerk in het begin van de film, kun je je ook afvragen waarom men daar niet later toe over ging.

Aan het einde van de film komt het tot een persoonlijke confrontatie tussen Chisolm en Bogue, waarbij pas duidelijk wordt dat Chisolm ook persoonlijk wil afrekenen met Bogue in verband met de moord op zijn moeder en zusters. Het is opmerkelijk dat dit niet eerder in de film is opgevoerd. Net als in de voorgaande films sneuvelen vier van de zeven helden, maar de dorpelingen komen er ook niet ongeschonden vanaf. Aan het einde lijkt er nauwelijks nog een mannelijke dorpeling in leven, alleen vrouwen, kinderen en senioren.

De film maakt als opvolger van de twee voorgaande films de verwachtingen niet echt waar. Het is een hele zit (meer dan twee uur) om het saaie voorspel op het spectaculaire einde te moeten zien. Dat is jammer. Er had zoveel meer uit de karakters gehaald kunnen worden en meer onderlinge binding had de kijker wat meer kunnen onderhouden. Zelf viel ik in het midden van de film bijna in slaap. Uiteraard is het uiteindelijk een actiefilm, maar de scenarioschrijvers hebben zich er wel heel gemakkelijk vanaf gemaakt.