Het leek wel een scène uit Jean Raspails dystopie De ontscheping, wat zich in de nieuwjaarsnacht in Keulen en andere Duitse steden afspeelde: Horden vreemdelingen die samenspannen om autochtone vrouwen tot verkrachting aan toe seksueel te vernederen.
Politie die machteloos toekijkt. Politici die voorafgaand aan ‘Keulen’ alle waarschuwingen in de wind hebben geslagen en vervolgens overschakelen op verhullend taalgebruik of bagatellisering, om uiteindelijk de door hen zelf gecastreerde politie de schuld in de schoenen te schuiven. Politici ook die in het licht van de dreigende totale ineenstorting van de binnenlandse veiligheid geen andere zorgen hebben dan dat de ‘vluchtelingen’ in het algemeen onder verdenking gesteld zouden kunnen worden of dat rechts ‘er een slaatje uit zal slaan’.
Dat laatste gebeurt natuurlijk ook en mag niet verwonderen als alle waarschuwingen van rechts spectaculair bewaarheid zijn en zelfs nog overtroffen zijn, terwijl het heersende kartel in zijn hemd staat als een bende onverantwoordelijke dromers – en dat is dan nog de welwillende taxatie.
Het komt haast griezelig voor, hoe de politiek, als de keizer in het sprookje van Andersen, haar restloze ontbloting negeert: Men postuleert het ‘duidelijke, ferme antwoord van de rechtstaat’, waarvan iedereen weet dat die er niet zal komen omdat een groot deel van de daders bij binnenkomst in Duitsland niet gevat werd en zodoende ook niet identificeerbaar is; de groteske wanverhouding van zo’n 50 vooronderzoeken tegenover meer dan 650 aangiften van strafbare handelingen, die plaats vonden op een zonder blinde vlekken door videocamera’s bewaakte plaats delict, spreekt voor zich.
Met uitzetting wordt niet eens gedreigd, men wijst er alleen koket op dat er ‘wettelijke middelen zijn om zulke criminelen uit te zetten’ – alsof niet ieder kind weet, dat Duitsland zo goed als nooit van dat middel gebruik maakt.
Hier wordt genegeerd dat een rechtstaat individuele personen, maar niet een massa vervolgen kan, zonder wier samenscholing de misdaden in deze vorm helemaal niet plaats hadden kunnen vinden. Van dergelijke samenscholingen, waarin ieder zich erop verlaat, dan iemand ‘het’ wel zal doen, kan een rechtstaat nu juist niemand afschrikken. De ‘afschrikking’ had aan de grenzen plaats moeten vinden, nu is het te laat.
De massale oploop in Keulen heeft niet bepaald zuiver toevallig plaats gevonden: In deze tijd van smartphones kunnen enkele aanzetters uit een miljoen mobiele jonge mannen eenvoudig duizend man optrommelen. Al bij diverse grensovergangen vielen vorig jaar steeds weer geoefende roedeleiders op, die kennelijk precies wisten wat ze wilden.
Het binnendringen van deze massa’s jonge mannen in onze landen is, van individuele gevallen afgezien, iets heel anders dan een ‘vlucht’. Het is een georganiseerde invasie. Het verkrachten van de vrouwen van het volk dat men wil verdringen, is een archaïsche vorm van etnische oorlogvoering, en bij uitstek in de islam is het buiten maken van vrouwen van ‘ongelovige’ volken een methode die door de stichter van die religie zelf gepraktiseerd werd en door de sharia wordt gebillijkt.
Vanouds gaat er bij deze vorm van oorlogvoering om de vrouwen van het vijandige volk tot het uitdragen van de kinderen van de binnenvallers te dwingen en dat volk daardoor van de grondslag voor zijn voortplanting te beroven. Op zijn minst indirect is dit ook vandaag de dag nog de functie van deze strategie: Haar mogelijke succes berust er op dat vrouwen een onbewust maar feilloos gevoel ervoor hebben, welke mannen hen tegen geweld en verkrachting kunnen beschermen en welke niet, zodat hun zelfbehoudsinstinct ze naar de machtigere mannen toe leidt.
Vanuit de optiek van de binnenvallers is het tegen deze achtergrond rationeel de onmacht van de rechtstaat bloot te leggen, die plaatsvervangend voor de aan geweld ontwende inheemse mannen deze beschermingsfunctie uitoefent. Het optreden als massa waartegen de rechtstaat machteloos is, betekent rechtsvrije ruimtes te scheppen, waartoe op de lange termijn het hele land zal behoren, en daardoor de inheemse – oudere en vredelievende, in de strijd derhalve inferieure – mannen tot deze strijd te dwingen. De staat, dat heeft Keulen duidelijk gemaakt, zal ze daartegen niet beschermen.
De Ontscheping schildert de verovering van Europa door massa’s ‘vluchtelingen’, die nemen wat ze hebben willen, zonder dat de decadente Europeanen en hun van binnen uit verrotte staten zich tegen hen verzetten. Tot voor kort kon men dit werk als men wou als zwarte satire lezen en zich getroosten met de gedachte dat de soep niet zo heet gegeten wordt als ze wordt opgediend. De gebeurtenissen in de nieuwjaarsnacht in Keulen leren ons echter iets anders.
N.a.v. Jean Raspail, De Ontscheping (Uitgeverij De Blauwe Tijger, 2016), paperback met flappen, 400 p.