Trump wordt zonder bewijs verdacht van racisme
In mijn prekandidaatstijd (1961-1965) liep ik ooit aan tegen een vooroorlogse editie van Romer ’s “The Vertebrate Body”, hèt handboek over de evolutionaire ontwikkeling van de gewervelden. Al bladerend stuitte ik op een mij onbekend laatste hoofdstuk: over de Homo Sapiens en zijn onderverdeling in rassen (fysieke kenmerken, mogelijke verschillen in aanleg, etc.). Dat hoofdstuk was zonder enige verwijzing weggelaten uit de door mij bestudeerde naoorlogse editie; verwijderd in de naoorlogse golf van (vaak spontane) zelfcensuur die de westerse wereld onderging als een noodzakelijke ‘ontsmetting’. Die ontsmetting bleef niet beperkt tot de instituten voor rassenkunde en eugenetica, ook heemkunde, archeologie, etnologie, antropologie, schedelmeetkunde en tal van andere aanliggende vakgebieden stonden na ’40-’45 onder verdenking, ook overheidsdiensten bleken ontsmet te moeten worden. Zo had bij de sociaaldemocratische regeringen in het vooroorlogse Zweden een duidelijke voorkeur bestaan voor volksverheffing op eugenetische basis. Ook in de USA was her en der sprake van beleidsbesmetting met inzichten uit de rassenkunde. Een opfrisartikel over dit vooroorlogse fenomeen, als dat van James Q. Whitman (FD, 26.8.2017, pag. 18), kan beslist geen kwaad. Wat wel kwaad kan is de suggestie dat deze gedesavoueerde ideeënwereld een inspiratiebron zou zijn voor president Trump. De betrouwbaarste persoonsbeoordeling wordt verkregen uit iemands keuzes in de persoonlijke levenssfeer: Trump die de hand van zijn lievelingsdochter geeft aan een Jood, haar bekering tot Jodin accepteert en de Jood tot zijn adviseur benoemt, hoort niet van stiekem racisme te worden verdacht. En overigens, wie met de bijna voltallige pers en media tegen zich, als solo-twitteraar toch de race naar het presidentschap wint, verdient tenminste het voordeel van onze twijfel.