De filosoof Ad Verbrugge heeft het in zijn boek ‘Een tijd van onbehagen’ over het democratisch tekort. Hij haalt de communistische bureaucraten aan die hun eigen positie legitimeerden met een beroep op hun kundige toewijding aan de heilsstaat. Hij schrijft vervolgens: “zo legitimeren veel Europese bureaucraten zichzelf met het argument dat zij degenen zijn die op grond van hun deskundigheid en toewijding aan Europa het recht hebben de onwetende en vaak ook onwillige massa voor te gaan in het proces van eenwording.”
Het proces dat Verbrugge beschrijft is in korte tijd – opnieuw – werkelijkheid geworden. De EU wordt – onder druk van de eurocrisis – in hoog tempo verbouwd. We stevenen met sneltreinvaart af op een soort Verenigde Staten van Europa. Van gedeelde markt, via open grenzen en gedeelde munt, naar politieke eenheid. Voor sommige politici was dit vanaf het allereerste begin het droomscenario. Maar wil de burger dit wel? En is dit realiseerbaar? De eurocrisis laat feitelijk zien hoe enorm groot de verschillen tussen de Europese landen zijn: de cultuurverschillen, de sociaal-economische verschillen, de historisch-strategische allianties, de talen, de religies en de opvattingen over het goede leven. De Europese unie is geen staat en Europeanen zijn geen volk van eenheid.
Een federaal Europa is volgens de SGP onwenselijk en irreëel. Het is ook spelen met vuur om in te zetten op een federaal Europa zonder voldoende draagvlak onder de bevolking. Dat leidt vroeg of laat tot botsingen, tot opstand van burgers tegen de gevestigde orde, in welke vorm dan ook. De opkomst van radicale partijen in Griekenland is ook zonder twijfel denkbaar in andere Europese landen. En wie kijkt naar onlusten in nabij gelegen landen en zelfs in eigen land, ziet hoe snel de controle verloren kan gaan. In feite groeit niet alleen de tegenstand bij de Griekse bevolking die door de EU aan Griekenland wordt opgedrongen, maar tevens de weerstand bij degenen die dat moeten betalen in Noord-Europa. De betalers willen niet betalen. De ontvangers willen niet ontvangen onder de condities die de betalers eisen.
Je zou verwachten dat politici dan kiezen voor oplossingen die door het volk gedragen kunnen worden. Het tegendeel is het geval. Het volk begrijpt niet meer wat men allemaal voor technische oplossingen uit de kast haalt. Maar het volk ziet wel het risico toenemen op een blijvende transferunie van Noord naar Zuid. Ten diepste ziet men haarscherp dat het vluchten in techniek een poging is om te verbloemen dat de politiek niet durft te kiezen voor de echte oplossing. Namelijk de omvang van de muntunie af te stemmen op de onderliggende krachtsverhoudingen. Toe te werken naar een EU van tenminste twee snelheden. En landen af te straffen die zich niet aan de afspraken houden. En dus juist niet schuld kwijtschelden als men zich niet aan de afspraken houdt, zoals nu in het geval van Griekenland voorgesteld wordt.
Wie niet teruggaat naar de kern van het probleem, één munt past niet bij landen met grote verschillen in onderliggende verdiencapaciteit, lost het probleem nooit op. Die kan het hooguit verbloemen. Met miljarden aan steun. Niet eenmalig, maar structureel. Slechts als de verwachting zou zijn dat landen gaan convergeren naar een zelfde niveau van verdiencapaciteit, is tijdelijke steun nodig. Maar, zo vraag ik de Minister, wat is het bewijs dat dat een reële verwachting is? Is dit niet juist de fout die destijds gemaakt is door aan te nemen dat convergentie plaats zou vinden. En bewijzen niet alle ontwikkelingen sindsdien dat die convergentie er gewoon niet is?
Wat voorgesteld wordt is het tegendeel van draagvlak creëren. De inverse van legitimiteit. Zo wordt steeds meer macht gelegd bij instituties die géén democratische legitimatie kennen. Denk slechts aan de cruciale rol die de Europese Centrale Bank speelt. Telkens weer moet het financiële systeem gered worden van een complete impasse. Vaak door de geldpers ongelimiteerd aan te zetten. En dat terwijl zelfs de regeringsleiders er formeel geen zeggenschap over hebben. Maar de rekening komt wel bij de nationale ministeries van Financiën en dus bij de burger op de mat. In directe zin door de risico’s die men loopt op leningen die nooit terugbetaald kunnen worden. In indirecte zin doordat inflatie aangewakkerd wordt.
Nu stelt Van Rompuy zelfs voor te gaan werken met contracten tussen lidstaten en eurozone-fondsen. Het heeft de sfeer van moeilijkheden omzeilen. Met deze contracten kan voorkomen worden dat unanimiteit nodig is. Wordt, zo vraag ik de Minister, daarmee feitelijk niet juist de democratische legitimiteit ondermijnd?
Wat ook problematisch is vanuit democratisch oogpunt, is de stapsgewijze opbouw van de maatregelen. Wat enkele maanden geleden ondenkbaar was, staat nu op de agenda. Waarvan nu gezegd wordt dat het kabinet er niet voor is, zoals de financiële transactietaks, het overdragen van bevoegdheden ten aanzien van pensioenen en belastingen en eurobonds, komt ongetwijfeld terug in de nabije toekomst. Zo ging het de afgelopen twee jaar en zo zal het blijven gaan. Zo wordt het volk elke keer stapje voor stapje meegenomen. Tot we zover in de schulden zitten, dat er letterlijk geen weg meer terug is.
Natuurlijk moeten we acute problemen het hoofd bieden. Maar perspectief ontstaat pas als de lange termijnoplossing aansluit bij het onderliggende probleem. Het voorstel van het IMF, lonen en inflatie omhoog, is dan de wereld op zijn kop. Omdat met één munt aanpassing van het prijspeil in de landen die het slecht doen te pijnlijk zou zijn, moeten landen die het goed doen hun prijzen verhogen. Die kant moet het niet op. Maar als we dan een echte oplossing willen, pak dan ook door en groei toe naar een EU van minstens twee snelheden. Zo niet, dan blijft het dweilen met de kraan open.