In het zomernummer van de Internationale Spectator, een tijdschrift van Instituut Clingendael, legt László Marácz uit dat de constitutionele en financieel-economische hervormingen van de huidige Hongaarse regering alleen begrepen kunnen worden in hun context en tegen de achtergrond van de voorgeschiedenis sinds de transitie van het communistische systeem naar het democratisch kapitalisme.
Marácz begint zijn artikel met een bespreking van de grote verkiezingsoverwinning van de coalitie van Orbán, die zijn regering een twee derde meerderheid in het parlement opleverde. Hij verklaart die grote winst vooral uit de praktijken van de linkse regeringen in de jaren 2002-2010: “De historische nederlaag van de linkse partijen was vooral te wijten aan het beleid van de linkse partijen zelf. [..] De periode tussen 2002 en 2010 werd gekenmerkt door politieke en financieel-economische wanprestaties, corruptieschandalen, schendingen van mensen- en burgerrechten en het met de voeten treden van Hongarije’s democratische verworvenheden.” Marácz werkt het wanbeleid van de linkse regeringen vervolgens nader uit, waarbij hij ook de achtergrond van de communistische erfenis schetst, en komt dan aan de bespreking van de regering van socialisten en links-liberalen van Ferenc Gyurscány toe, de premier die loog over de financiële situatie van zijn land en doodleuk bleef zitten toen dat naar buiten kwam.
“Tegen deze achtergrond van een financieel-economisch en moreel faillissement werden de verkiezingen van 2010 gehouden [..] Fidesz beloofde het electoraat schoon schip te maken [..] De partij behaalde een ‘landslide’-overwinning. De twee belangrijkste beleidsvoornemens van de nieuwe regering werden de constitutionele en financieel-economische hervormingen.” Marácz zet vervolgens uiteen wat die hervormingen inhielden en geeft daarbij veel verhelderende achtergronden, bijvoorbeeld over de redenen dat de stalinistische grondwet niet eerder aangepast is. Ook schetst hij economische achtergronden die in het West-Europese discours over Hongarije, als ze überhaupt al aan bod kwamen, onderbelicht bleven.
Tot slot wijdt hij een paragraaf aan de verhoudingen tussen Hongarije en de EU. Hij constateert dat van het vermeende ‘anti-Europese’ karakter van de hervormingen onder de nieuwe Hongaarse regering in de praktijk niets blijkt, er blijkt vooral sprake van stemmingmakerij, met name door liberalen, groenen en socialisten in het Europees Parlement. Leden van de Europese Commissie lijken daar in mee te gaan door hoog van de toren te blazen en vervolgens in stilte terug te krabbelen. Marácz merkt overigens op dat het optreden van Orbán in het Europees Parlement ter uitleg en verdediging van zijn beleid hem in Hongarije een toename in populariteit heeft opgeleverd. Mede daardoor heeft Fidesz ook tussentijdse verkiezingen voor het parlement in de afgelopen maanden overtuigend gewonnen. De suggestie dat de aanhang van Orbán af zou brokkelen wordt dus niet door de feiten gestaafd.
Guy Verhofstadt, leider van de liberale fractie in het Europese Parlement, heeft volgens Marácz gelijk als hij Hongarije een belangrijk politiek en ideologisch slagveld als het gaat om de toekomst van Europa. “Orbán is een intergouvernementalist die wil vasthouden aan de ordening van de Unie in termen van soevereine natiestaten, terwijl Verhofstadt een federalist is die de natiestaat wil opheffen om de Europese supranationale staat mogelijk te maken.
Het artikel is te lezen op de site van de Internationale Spectator (pdf).