Hoedt u voor de (pre-/post-/haat-)feiten! Verwijt van ‘post-truth’ keert als boemerang terug

door | 19 december 2016

Het is een kleine wereld; terwijl de BBC ‘post-truth’ tot ‘woord van het jaar’ uitriep, werd het in Duitsland ‘postfaktisch’, waarmee in feite het zelfde bedoeld wordt. Daarmee lijkt het sleets geraakte begrip ‘populistisch’ een broertje te hebben gekregen.

Of het begrip even bruikbaar is om iedere oppositie weg te zetten als ‘populistisch’? Ik heb zo m’n twijfels. Het woord populist heeft het immers tot zo’n grote populariteit gebracht, omdat het zo’n vaag begrip is. Niemand kan goed afbakenen wat het begrip nu eigenlijk betekent en pogingen daartoe leveren steeds andere definities of meningsverschillen over de toepassing ervan op. Dat is echter precies wat het woord zo bruikbaar maakt, het begrip is zo rekbaar als de vroegere banvloek ‘fascist’ (Let op: Flink sissen bij het uitspreken!), waarmee stalinisten allen die niet in hun kraam pasten, tot de goelag veroordeelden – van de sociaaldemocraten (“sociaalfascisten”) en de liberalen (“Achter het fascisme staat het kapitaal”) tot de christendemocraten (“clericaal-fascisten”). Met het verwijt een “populist” te zijn, kan men kortom naar believen iedere andersdenkende tegen de vlakte slaan, zonder iets concreets tegen hem te hoeven houden. Op voorwaarde dat men de overmacht van de massamedia in handen heeft uiteraard.

Met begrippen als post-truth en postfaktisch is dat echter niet zo eenvoudig. De betekenis daarvan is gemakkelijk te verstaan als de houding van iemand die zijn mening vanuit zijn onderbuik verkondigd zonder zich van de feiten iets aan te trekken. Gevolg is dat, waar men het begrip populistisch naar believen op kan rekken, het begrip postfaktisch als een boemerang terug kan keren.

Dat gebeurde bijvoorbeeld Kai Gehring, lid van de Duitse Bondsdag voor de Groenen, in het RTL-programma ‘Der Heisse Stuhl’. Daar paarde hij, waarschijnlijk hopend op meer effect, de twee begrippen aan elkaar toen hij Thilo Sarrazin als “postfaktische Populist” wegzette. Dat kon natuurlijk niet goed gaan, wie ook maar vluchtig iets van Sarrazin gelezen heeft, die weet dat de publicaties van de bankier bol staan van de feiten, cijfers, meetbare gegevens. Om deze man minachting voor feiten te verwijten is zo ongeloofwaardig als Moeder Theresa een gebrek aan geloof te verwijten, of te veronderstellen dat Metternich niets van diplomatie begrepen had – ronduit belachelijk.

Slimmere tegenstanders van Sarrazin leggen zich er dan ook liever op toe hem kwade bedoelingen toe te dichten, waartoe hij zijn feiten zou ‘misbruiken’ – wat ze aan de andere kant van de grote plas wel ‘hate facts’ noemen. Maar Gehring wilde zo graag het nieuwe modewoord eens van stal halen dat hij op zijn smoel ging.

Sarrazin kon achteroverleunen en zijn vier aanklagers met één hand op de rug en vervelende feiten in de andere neer maaien. Bijvoorbeeld: “Toen ik in Berlijn senator (wethouder/schepen, red.) was, waren 80 procent van de mannelijke gedetineerden in jeugdgevangenissen van Arabische en Turkse afkomst.” Op dit punt aangekomen is het gebruikelijk om maatschappelijke factoren ter sprake te brengen: Ze zitten in de gevangenis omdat ze gediscrimineerd worden, te weinig kansen krijgen enzovoort. Deze draai probeerde Gehrings bondgenoot Khola Maryam Hübsch te aan de discussie te geven, waar ze overigens een janboel van maakte. De islamitische boekauteur waarschuwde dat men bij de grijpers van Keulen ook de factor moet verdisconteren dat zij niet zo rijk zijn als de gemiddelde Duitser, steekwoord: ‘benadeling’. Maar wat wil ze daarmee nu eigenlijk zeggen? Dat arme mensen fundamenteel meer geneigd zijn tot moreel verwerpelijk daden dan mensen met een dikkere bankrekening? In betere tijden had oprecht links haar daarvoor gelyncht vanwege verachting van de onderklasse of ‘klassenstrijd van boven’. In het tv-programma protesteerden tenminste de toeschouwers in de studio hoorbaar.

De twee andere Sarrazin-aanklagers, presentatrice Annabelle Mandeng en Arnold Plickert van de politievakbond, vermaakten het publiek ondertussen met adembenemende (fake) nieuwtjes. Zo wierp Mandeng tussen dat “Ook Duitse jongeren zich zo zouden kunnen gedragen als jonge mannen in Oudejaarsavond.” Nee, heus? Dat klopt natuurlijk, zoals ook Mandeng zelf zich aan ieder vergrijp waartoe ze fysiek en psychisch in staat is schuldig ‘zou kunnen’ maken. Van doorslaggevende betekenis is echter dat ze dat nooit gedaan heeft, zoals de politie destijds ten aanzien van Keulen van een misdrijf sprak dat nog niet eerder is voorgekomen in Duitsland. De  presentatrice opereert zogezegd ‘pre-feitelijk’. Ze argumenteert met ‘feiten’ voordat deze überhaupt plaats hebben gevonden. De man van de politievakbond maakte vervolgens een ongelooflijk saaie omtrekkende beweging door iets recht te zetten dat Sarrazin nooit gezegd had: “Slechts zeer klein deel van de vluchtelingen is crimineel.” Je meent het!

Moraal van het verhaal: ‘Postfaktisch’ is als begrip om politieke opponenten de mond te snoeren niet alleen nu al bot, het gebruik ervan kan zich ook tegen je keren. Dat geldt in het bijzonder voor degenen die dit nieuwe wapen zelf in stelling hebben gebracht, de verdedigers van de ‘politieke correctheid’. Want juist die ‘correctheid’ stoelt op de veronderstelling dat men met feiten ‘gevoelig’ om moet gaan. Zeg, feiten ofwel te versluieren: “Ach, weet u, dat ligt allemaal heel gecompliceerd.” Dan wel de feiten volledig onder de mat te schuiven.

Daarmee nemen de verdedigers van de politieke correctheid echter geen genoegen. Ze willen bovendien dat de gewone mensen met hun verachtelijke ‘borrelpraat’ ook niet meer over de ‘verkeerde’ feiten spreken. Maar hoe pak je zoiets aan? Daarvoor heeft de Noord-Duitse publieke omroep NDR een goed idee: Wanneer men bepaalde woorden uit het spraakgebruik verbant, dan verdwijnt al snel ook de waarneming van de zaak die het woord beschrijft, zo veronderstelt de staatszender. ‘Uit de woordenschat, uit de onderbuik’, luidt het devies. De NDR-schrijfster beklaagt zich over “rechtse taal in de media”, waar tegen zij zich in het verweer stelt, door een zwarte lijst aan te leggen van woorden die niet meer gebruikt zouden mogen worden – zoals “vluchtelingengolf” of “vluchtelingenstroom”. Hier zou sprake zijn van “dehumaniserende watermetaforen”. Ach toch! Geldt dat ook voor de zomerse “toeristenstroom” of steeds terugkerende “modegolven”? Worden de reizigers door deze metafoor ‘gedehumaniseerd’? Komt de voorjaarscollectie ons als bedreiging voor omdat ze als een golf verschijnt? Lastige vragen, haatvragen! Ook “bovengrens” mag niet meer gezegd worden, want dat “stelt een natie als een vat met een beperkte ruimte voor”, aldus de NDR. De Duitse natie is met andere woorden strikt te verstaan als een “vat met onbeperkte ruimte”. Als ik het goed heb, was er in Berlijn ooit een Oostenrijker aan het bewind die van iets dergelijks droomde.

Maar dat is nog niet alles, want verderop in het stuk kom de cognitiewetenschapper Elisabeth Wehling aan het woord, die uitlegt waar het werkelijk om gaat: Met ieder woord worden in de hersenen “bepaalde duidingskaders geactiveerd, en deze duidingskaders  zeggen u dan hoe een zaak is”. Daar hebben we het dan eindelijk: Het komt er helemaal niet op aan ‘wat’ een zaak is (feiten), maar veeleer ‘hoe’ we die zaak moeten zien, op de correcte wereldbeschouwing dus. En daar hebben de hoeders van de taal een zeer belangrijke taak, die George Orwell reeds in zijn roman ‘1984’ beschreef. Daarin werkt een heel ministerie er aan de taal steeds zo om te vormen dat ze in het ‘duidingskader’ van de regeringspropaganda past.