Toen wij nog rijk waren was het ook al niet goed
Bezemer was nooit de meest optimistische econoom maar zijn column “Jubelen?” (De Groene 23.3.2017) is pessimistischer dan de feiten toelaten: Onze nationale private schuld zou volgens de OESO in 2015 277% van ons BBP hebben bedragen. Dat zei de OESO dus niet. De OESO voert op voor 2015: 277% van ons zgn. ‘net disposable income’ (een ander begrip uit het economen bargoens). Dat ‘net disposable income’ was in 2015 omgerekend ca. 385 miljard euro terwijl ons BBP toen toch al rond de 600 miljard zat. Evenzogoed, 277% van 385 miljard maakt 1066 miljard euro wat inderdaad voor 2015 een fors hoger schuldbedrag is dan de 770 miljard die DNB-directeur Knot noteerde voor 2012. Maar niet getreurd, in diezelfde periode liep ons bruto collectieve pensioenvermogen (fondsen plus particuliere verzekeringen) op van ca. 1300 miljard (Knot) naar ca. 1700 miljard (CBS). In september 2013 hield Knot op het afscheidssymposium van ING CEO Hommen een voordracht met als titel “De spaarzin van de familie NL”. Die viel, buitenlands pessimisme ten spijt, best nog wel mee: de totale NL spaarpot bestond in 2012 uit 3077 miljard aan bezittingen minus 770 miljard aan schulden. De groei van die schulden naar 1066 miljard in 2015 is dus meer dan gecompenseerd door alleen al de ca. 400 miljard toename van het bruto nationaal pensioenvermogen in diezelfde periode.
Blijft een prangende vraag: Had, bij dit overschot aan spaarvermogen, de pensioenindexatie na 2008 niet gewoon voortgezet kunnen worden? Het zou de fondsen inclusief rendementsverlies ca. 15 miljard hebben gekost, een bedrag binnen de meetfout van het totale vermogen. Het zou de nationale consumptie een zeer gewenste impuls hebben gegeven en het zou recht hebben gedaan aan de belofte van een waardevast pensioen tenzij.