Een land, ja een cultuur implodeert en niemand lijkt er iets om te geven. Wat gebeurt er op dit moment voor onze ogen in landen die beweren beschaafd te zijn? Waar trekt men de grens waar voorbij men niet meer bereid is afstand te doen van de fundamentele principes die ons samenleven bepalen?
Ik wil met degenen die daarvoor openstaan een vraag delen waar ik al een maand over nadenk. Hoe is het mogelijk geworden dat een heel land ethisch en politiek ineenstortte door een ziekte zonder dat iemand het opmerkte? Ik kies de woorden die ik gebruik om deze vraag te formuleren zorgvuldig. De maatstaf voor het verwerpen van de eigen ethische en politieke principes is inderdaad heel gemakkelijk te vinden. Het punt is om jezelf af te vragen: waar ligt de grens waar voorbij men niet langer bereid is om deze fundamentele principes achterwege te laten?
Ik denk dat de lezer die bereid is om over de volgende punten na te denken, niet anders kan dan het ermee eens zijn dat de drempel die de mensheid scheidt van barbarij is overschreden; zonder het zelfs maar op te merken of door te doen alsof je het niet merkt.
1) Het eerste en misschien wel meest ernstige punt betreft de lichamen van de overledenen. Hoe konden we, in naam van een risico dat we niet konden vaststellen, accepteren dat de mensen van wie we houden en anderen, niet alleen in de meeste gevallen alleen moesten sterven, maar dat hun lijken werden gecremeerd zonder te worden begraven? Dat gebeurde zelfs niet in het verhaal van de mythische Griekse koningsdochter Antigone.
2) We accepteerden zonder aarzeling, wederom alleen in naam van een niet gespecificeerd risico, dat onze bewegingsvrijheid beperkt werd tot een mate die tot dusver ongekend was, zelfs niet tijdens de twee wereldoorlogen (de avondklok gold voor bepaalde uren). Dus accepteerden we, in naam van een niet nader gespecificeerd risico, om te stoppen met het onderhouden van onze vriendschaps- en liefdesrelaties, omdat onze naaste een mogelijke bron van infectie werd.
3) Dit heeft kunnen gebeuren – en hier raken we aan de wortel van het fenomeen – omdat we de eenheid van onze levenservaring, die altijd fysiek en mentaal tegelijk is, opsplitsen in een puur biologische eenheid enerzijds en een affectief en cultureel leven anderzijds. De filosoof en theoloog Ivan Illich heeft laten zien welke verantwoordelijkheid de moderne geneeskunde heeft in deze splitsing. Het lijkt vanzelfsprekend, maar in werkelijkheid is het de grootste van alle abstracties. De moderne wetenschap heeft deze abstractie bereikt door het gebruik van reanimatieapparatuur die een lichaam in een vegetatieve staat kan houden.
Maar wanneer deze toestand zijn ruimtelijke en temporele grenzen overschrijdt, zoals men tegenwoordig nastreeft, en wanneer het een soort principe van sociaal gedrag wordt, dan komt men in tegenstrijdigheden terecht waar geen uitweg meer uit mogelijk is. Ik weet dat sommige mensen nu meteen zullen antwoorden dat het huidige regime een tijdelijke toestand is, waarna alles weer zal worden zoals het was. Het is echt ongehoord dat men dit tegen beter weten in blijft herhalen.
Omdat dezelfde autoriteiten die de noodtoestand hebben afgekondigd ons er constant aan herinneren dat dezelfde instructies moeten worden opgevolgd, zelfs nadat de noodtoestand is beëindigd en dat social distancing – zoals dat met een veelzeggend eufemisme wordt genoemd – het nieuwe organisatorische principe van de samenleving vertegenwoordigt. En dat wat u heeft aanvaard te verduren – te goeder trouw of tegen beter weten in – kan niet ongedaan worden gemaakt.
Aangezien ik heb herinnerd aan ons aller verantwoordelijkheid, kan ik niet anders dan de nog grotere verantwoordelijkheid noemen van degenen die de taak hebben om over de menselijke waardigheid te waken. De kerk, die zichzelf tot de dienares van de wetenschap heeft gemaakt, die inmiddels de nieuwe religie van onze tijd is geworden – verloochent haar essentiële principes. De kerk is, onder een paus die zichzelf Franciscus noemt, vergeten dat Franciscus de melaatsen omhelsde. Ze is vergeten dat het bezoeken van zieken een van de werken van barmhartigheid is. Ze is vergeten dat de martelaren de bereidheid leren om niet het geloof, maar het leven op te offeren en dat het verloochenen van de naaste het afzweren van het geloof betekent.
Een andere categorie mensen die hun werk niet meer doen, zijn de advocaten. We zijn al geruime tijd gewend aan het onzorgvuldig gebruik van noodverordeningen, waarbij de uitvoerende macht de plaats van wetgevende macht inneemt en daarmee het beginsel van scheiding der machten, dat de democratie definieert, ondermijnt. Maar in dit geval is elke grens overschreden en heeft men de indruk dat de woorden van de premier en de chef van de veiligheidsdienst directe rechtskracht hebben, zoals ooit werd gezegd van de woorden van de ‘Führer’. En men ziet niet hoe, in tegenstelling tot alle aankondigingen, de vrijheidsbeperkingen – na de tijdelijke geldigheid van de noodverordeningen – gehandhaafd kunnen worden. Met welke juridische middelen? Met een permanente noodtoestand? Het is aan de advocaten om ervoor te zorgen dat de regels van de grondwet worden nageleefd, maar de advocaten zwijgen. Quare siletis iuristae in Munere Vestro? (Waarom zwijgt u, advocaten, als het op uw opgave aankomt?)
Ik weet dat er altijd mensen zullen zijn die zullen opstaan en antwoorden: dit grote offer werd gebracht in naam van morele principes. Ik zou u eraan willen herinneren dat Adolf Eichmann – uiteraard te goeder trouw – nooit ophield te herhalen dat hij alles had gedaan op basis van zijn geweten en in overeenstemming met de kantiaanse moraal.
Een norm die zegt dat men het goede moet afzweren om het goede te redden, is net zo verkeerd als de norm die vereist dat men afstand moet doen van vrijheid om de vrijheid te redden.