Toen op 12 augustus 2000 de destijds modernste atoomonderzeeër van de Russische noordelijke vloot tijdens een oefening in de Barentszzee na twee explosies zonk, kwamen alle 118 bemanningsleden om het leven. 95 van hen waren op slag dood, de rest kon zich terugtrekken in een compartiment waar ze uren later stikten doordat de zuurstof op was.
Hun lot roept nog altijd emoties op. In oorlogstijd is het zinken van een onderzeeër vanzelfsprekend niet ongebruikelijk, maar in vredestijd is het nog tragischer. Dit was het geval met de Britse onderzeeër Thetis die tussen de twee wereldoorlogen in het Kanaal, met 99 bemanningsleden en later dus met de Koersk. Maar zonder twijfel kan de ondergang van de Koersk op 12 augustus 2000 als een van de grootste ongelukken in de geschiedenis van de onderzeeërs aangemerkt worden. Vergelijkbaar met het zinken van de Amerikaanse onderzeeër USS Thresher tijdens diepte-duiktests in 1963.
Dit oordeel is niet alleen gebaseerd op het hoge aantal van 118 doden, maar ook op het feit dat het bij de Koersk om een kernonderzeeër ging. De onderzeeër had twee kernreactoren aan boord die tot 1,5 ton hoogverrijkt uranium bevatten – met alle risico’s van dien. De in 1994 onder de typenaam K-141 te water gelaten Koersk was, met zijn lengte van 154 meter en een breedte van 18 meter, ten tijde van zijn ondergang een de grootste en modernste onderzeeërs in actieve dienst.
De commissie die van de Russische regering de opdracht kreeg om de zaak op te helderen noemde drie mogelijke oorzaken voor de ramp, namelijk een explosie aan boord van de Koersk, dat het schip tegen een mijn uit de Tweede Wereldoorlog was gevaren of een aanvaring met een buitenlandse onderzeeër.
Van officiële zijde werd aanvankelijk de voorkeur gegeven aan de laatste mogelijkheid, ofschoon het daarvoor nodige vreemde object ontbrak. De door enkele vaklui geuite gissing dat de eveneens in dat gebied opererende kruiser Peter de Grote door een fout in de manoeuvreplanning onbedoeld de Koersk zou hebben getroffen, werd daarentegen van de hand gewezen. Aan het eind van alle speculaties bleef als meest waarschijnlijke een explosie aan boord van de, met torpedo’s en raketten uitgeruste, onderzeeër over.
President Poetin verleende de kapitein van de Koersk postuum de onderscheiding ‘held van Rusland’, de andere 117 slachtoffers kregen dapperheidsonderscheidingen. Dit gebaar kon echter de rouw en de woede van de nabestaanden, die Poetin in de marineclub van het garnizoen Vidjajevo ontmoette, niet verzachten. Vragen naar schuld en bestraffing van de verantwoordelijken bleven onbeantwoord. Poetin beloofde echter wel de doden te bergen en het wrak te lichten.
Een week na de ramp hebben duikers van een door Rusland in de arm genomen Brits-Noorse gespecialiseerde firma het reddingsluik aan de achterkant van de op 108 meter diepte gelegen onderzeeër al geopend en vastgesteld dat er geen overlevenden meer aan boord waren. Een jaar later, op oktober 2001, werd het wrak door een consortium van twee Nederlandse bedrijven in een 19 uur durende actie gelicht.
Als oorzaak voor de ramp werd uiteindelijk een lekkende torpedo in combinatie met een niet goed afgesloten binnenluik van de vuurbuis vastgesteld. De eerste explosie zou dan tot brand en de hitte tot explosie van andere torpedo’s geleid hebben. Een technicus wist nog wel de kernreactoren uit te schakelen en de reactorruimte hermetisch af te sluiten.
Poetin verbleef ten tijde van de ramp in Sotsji, maar brak zijn vakantie niet af omdat de marine hem verzekerde de overlevenden te kunnen redden. Toen er uiteindelijk toch specialistische assistentie uit het buitenland bij gehaald werd was het al te laat. Poetin zou zich later, na zijn ontmoeting met de nabestaanden, op de Russische publieke televisie verontschuldigen voor zijn beoordelingsfout.