Maandag 10 december kreeg de Europese Unie de Nobelprijs voor de Vrede uitgereikt. Al 65 jaar lang geen oorlog meer in de lidstaten of tussen lidstaten, dat verdient toch wel een prijs, zou je zeggen. Van Rompuy, Barroso en Schulz vinden van wel. Een mediamomentje met positief nieuws sla je immers niet af.
Europa heeft een moeilijke tijd achter de rug. Een periode die niemand aan zag komen. Natuurlijk wilden we met z’n allen graag de euro en natuurlijk wilden we samenwerking tussen lidstaten bevorderen, want het ging allemaal crescendo. Zo was ongeveer de stemming rond de millenniumwisseling.
In de juichende sfeer mag er blijkbaar best wat mis gaan. Griekenland, dat vreemde cijfers inlevert? Ach, het zij zo. En Duitsland en Frankrijk, die knoeien met de drieprocentnorm? Niet fraai, maar de intenties zijn toch goed. Wel vervelend trouwens, dat die Nederlandse en Franse burgers tegen het verdrag van Lissabon stemmen, misschien nog maar iets beter de voordelen van de Europese Unie uitleggen. Tot zover ging het allemaal nog wel redelijk. Natuurlijk, er verdwenen wat wolkjes aan de stralende hemel, maar de economische groei vergoedde veel.
Eind 2012 is het allemaal anders. De kleine wolkjes zijn uitgegroeid tot een zwarte wolkenlucht die laag hangt. En over economische groei durft niemand meer te praten, Duitsland uitgezonderd. Het scenario voor de Europese Unie en de afzonderlijke lidstaten ziet er voor de komende jaren ook niet gelijk uit om te juichen.
Je zou verwachten dat de Europese leiders dat sentiment aanvoelen en zich gaan beraden op de toekomst van de EU. Maar dat gebeurt nou net niet. Kom niet aan het grote project. Durf niet te tornen aan de toren van Babel. De EU is religie geworden. In tijden van onzekerheid krabt iedereen zich achter de oren. Wat kan anders, kan het wiel opnieuw uitgevonden worden, is er een mogelijkheid om in te dikken, hoe kosten te besparen? In Brussel geldt deze wet niet. Er kan, er mag niks anders, want de Europese Unie moet vooruit. Indikken is onmogelijk, laat staan kostenbesparing. En dus wordt met veel bravoure een begroting gepresenteerd waarop opnieuw hogere uitgaven staan. Omdat het kan, nee, omdat het moet.
Toch is dat raar, dat geloof in de EU. Want de bevolkingen van de lidstaten staan sceptisch tegenover verdere Europese integratie. Als leiders de afgelopen jaren iets hebben geleerd, is het wel om het volk serieus te nemen. Ook verschillende regeringsleiders twijfelen openlijk aan de Europese Unie. Wie werkelijk gelooft in Europa, durft onder ogen te zien dat er ook schaduwzijden zijn aan Europese integratie. Echte gelovigen doen aan zelfonderzoek. Jammer dat zelfs dat de Europese leiders niet gegeven is.