De aanwezigheid van Israël op de Westelijke Jordaanoever staat voortdurend ter discussie. Volgens velen bezet Israël dit gebied. Om aan deze bezetting een eind te maken, wordt er op de Joodse staat druk uitgeoefend. Een actuele discussie op dit moment is dat op Israëlische producten uit de Westelijke Jordaanoever niet meer mag staan dat deze gemaakt zijn in Israël. Ook onze Nederlandse regering doet aan deze pressie mee. Waarom? Simpelweg, omdat de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Frans Timmermans, van mening is dat de Westelijke Jordaanoever geen Israël is. Het internationaal recht laat daarover volgens hem geen misverstand bestaan. Vanuit het oogpunt van consumentenvoorlichting vindt hij het belangrijk dat mensen weten waar de producten vandaan komen. In de winkel moeten mensen op het etiket (label) van een product kunnen lezen dat het gaat om een Israëlisch product dat afkomstig is uit de Westelijke Jordaanoever.
Deze houding van de Nederlandse regering tegenover Israël is kwalijk en schadelijk voor zowel Israël als de Palestijnen.
In de eerste plaats moeten we vaststellen dat de definitieve grenzen tussen Israël en een Palestijnse staat nog niet vastliggen. In VN-resolutie 242 is vastgelegd dat Israël recht heeft op veilige en erkende grenzen. Zolang deze grenzen nog niet in een vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen zijn vastgelegd is van een bezetting van de Westelijke Jordaanoever door Israël geen sprake. Het gaat hier niet om bezette gebieden, maar om omstreden gebieden.
Een tweede punt is dat er in de wereld meer gebieden zijn waarvan wordt betwist tot welke staat ze behoren. Denk aan Westelijke Sahara. Is dit onafhankelijk of behoort het tot Marokko? Behoren de Ogaden tot Ethiopië of Somalië? Waarom wordt nu eenzijdig gefocust op Israëlische producten uit de Westelijke Jordaanoever? Terecht vindt de Israëlische regering dat dit discriminatie is.
Ten derde brengt een labelling van Israëlische producten uit de Westelijke Jordaanoever de vrede tussen Israël en de Palestijnen niet dichterbij. De omstreden gebieden zijn vaak negatief in het nieuws. Er zijn echter ook positieve dingen te melden, namelijk dat Joden en Palestijnen ook goed met elkaar kunnen samenwerken. Een voorbeeld hiervan dat onlangs in het nieuws kwam, is een Joodse eigenaar van een supermarkt tussen Jeruzalem en Hebron (dus op de Westelijke Jordaanoever) waar de werknemers en klanten zowel Joden als Arabieren zijn.
Ten vierde wordt onvoldoende doorzien wat de consequenties van deze labelling kunnen zijn. Israël wordt in een negatief daglicht gesteld. Het label kan worden opgevat als een waarschuwing: mensen denk erom dit is een Israëlisch product dat in bezet gebied is gemaakt. Dat dit gevaar niet ondenkbeeldig is, blijkt uit de reactie van bepaalde groepen die vinden dat Israëlische producten uit de Westelijke Jordaanoever helemaal niet in de supermarkt mogen liggen. Het gevaar van deze labelling is dat er een boycot van deze producten ontstaat.
Wanneer labelling ertoe leidt dat de verkoop van Israëlische producten uit de Westelijke Jordaanoever afneemt, kan dit in de vijfde plaats schadelijk gevolgen hebben voor de Palestijnen. De Joodse aanwezigheid op de Westelijke Jordaanoever zorgt namelijk voor veel Palestijnse werkgelegenheid en versterkt de economische positie van de Palestijnen.
Europa en Nederland doen er beter aan maatregelen te nemen die de samenwerking tussen Israël en de Palestijnen stimuleren. Nu ligt nog teveel het accent om van bovenaf een vredesakkoord op te dringen. Duurzame vrede is alleen mogelijk als gewerkt wordt aan een verbetering van de verstandhouding tussen Joden en Palestijnen. Economische samenwerking kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Een labelling die leidt tot een boycot van producten werkt averechts.