Een citaat uit Sylvain Ephimenco’s opiniestuk van 30.1.2021 in het dagblad Trouw: “Men offert het leven op aan de vrees voor de dood” (van de filosoof Comte Sponville, 68 jaar oud), zette mij aan het denken. Zijn aanleiding was de aanstellerij van jongeren, die zonder reëele kans om de dodelijke variant van corona op te lopen, toch in de restricties van het lockdownsysteem aanleiding vinden voor depressieve t/m suïcidale stemmingen.
Het is inderdaad een bijzondere situatie: de hele maatschappij leeft gedwongen in sociale beperking terwijl eigenlijk alleen de 60-plussers (mijn categorie, 78 jaar, en ook Sylvain, 64 jaar, mag meedoen) het reëele risico lopen echt ziek te worden en aan corona te overlijden. Voor ons ouderen, kun je beargumenteren, heeft de sociale isolatie door de lockdown enige zin want die biedt enige bescherming tegen een besmetting met een potentieel dodelijke afloop (een kans die nu opgelopen is tot ongeveer 1 op de ca. 300). Voor de 60-minners is die kans misschien maximaal 1 op de 10.000, het soort kans dat je hebt om te overlijden door de jaarlijkse griepepidemieën waar we géén lockdowns voor organiseren. De vraag is dan waarom die lockdown opgelegd wordt – dat wij die onszelf opleggen is iets te idealistisch gedacht – aan de hele bevolking? Wij de 60-plussers hebben nooit gevraagd om die welbeschouwd zinloze participatie van de 60-minners in het lockdowngebeuren. Hun kans op ziek worden en sterven is niet groter dan bij de jaarlijkse griepgolven, waarvoor wij nog nooit onze middenstand economisch kapot hebben gemaakt.
Deze reëel bestaande tweedeling in de populatie kan een zinnig uitgangspunt zijn voor een quarantainebeleid dat wèl doordacht is:
Stel nu eens dat de zestigplussers verplicht worden om buitenshuis herkenbaar te zijn als 60-plusser (door een 60-plus armband te dragen of iets dergelijks) en dat zij verplicht worden de nu geldende lockdownregels in acht te nemen: voor onderlinge afstand, contact, het niet bezoeken van uitgaansgelegenheden (cultuur, recreatie, horeca etc.) en van niet essentiële winkels en bedrijven, en om voor zover nog werkzaam waar mogelijk thuis te werken.
De rest van de samenleving kan dan eigenlijk gewoon zijn gang gaan als was er geen corona (In feite is die er voor hen ook niet, althans niet als een bedreigende dodelijke ziekte, ze kunnen besmet worden maar worden na het doormaken van een griepachtige periode weer beter). Hun enige restrictie is dat zij, de 60-minners dus, op straat, in overdekte publieke ruimten en in essentiële winkels en bedrijven, anderhalve meter afstand houden tot hun landgenoten met de armbanden en die ook niet verdringen maar fatsoenlijk ruimte geven.
De nu economisch zwaar getroffen sectoren van onze maatschappij zouden dan alleen tijdelijk hun 60-plusklanten kwijt zijn, waarvoor ze trouwens een apart winkeluur zouden kunnen reserveren – de zestigplusser wil ook wel eens een boek of tijdschrift kopen of heeft en batterij nodig o.i.d.). De middenstand kan zo weer vrijwel normaal functioneren (volle stadions, bioscopen, schouwburgen, concertzalen, alle horeca, de niet-essentiële winkels en bedrijven, etc., etc.) terwijl de 60-plusssers in feite niet méér inleveren dan ze nu ook al doen.
Dit lijkt mij een goede opzet voor een wèl doordachte pandemie-aanpak: Maak scheiding tussen die groep die vatbaar is voor een ernstige aandoening, en de veel grotere groep die nauwelijks vatbaar is, en baseer op dat onderscheid je quarantaineregime. Iets om te onthouden voor een volgende keer maar ook om alsnog in te voeren voor de resterende maanden van de huidige pandemie zolang de problemen rond de vaccinproductie en de vaccinatie niet zijn opgelost, wat naar het zich nu aan laat zien, nog wel even duren kan.
In zijn algemeenheid:
Nu de corona-sterftegrafiek voor de 60-plus populatie ondanks de geïntensiveerde lockdownmaatregelen blijft scoren terwijl de 60-min populatie zo goed als niet scoort, ondanks een actievere en dus contactrijkere leefwijze, kunnen we ervan uitgaan dat de lockdown geen substantieel reëel effect heeft maar eerder soort een rituele waarde (zoals vroeger het “Here zegen deze spijze”).
Quarantainemaatregelen dienen geen uitkomst te zijn van een behoefte om toch maar iets te doen wanneer de cijfers weer omhoog kruipen. Wat dan uitmondt in maatregelen als een avondklok voor die nachtelijke uren waarin de straten toch al zo goed als leeg waren. En in een schriele openstelling via een zgn. afhaalpunt voor bouwmarkten als Gamma of Praxis die gewoonlijk zo ruim zijn opgezet dat daarbinnen de 1,5 meter afstand probleemloos kan worden gehandhaafd, beter nog dan in de standaard supermarkt die met de huidige regelgeving ook al geen bron van besmetting lijkt te zijn. Quarantainemaatregelen dienen praktisch en vanzelfsprekend te zijn. En de daardoor veroorzaakte economische schade dient te worden geminimaliseerd.