Het Groene zomernummer van 2018, dubbeldik en exclusief gevuld met propaganda voor het gedachtengoed van Marianne Thieme c.s., is de kritiekloze bevestiging van een “wij-hebben-gelijk” gevoel. De Groene ontwijkt het debat en loopt achter. Met meer lef dan De Groene vatte professor Roos Vonk, bijna een jaar geleden haar pleidooi voor de gelijkstelling in morele waarde van mens en dier, samen in een provocatie: “Het is niet zo raar de Bio-industrie te vergelijken met de Holocaust” (NRC 22.8.2017, Opinie). Wie haar argumentatie door exerceert komt uit bij vragen als: Moeten wij ‘schadelijke’ parasieten dezelfde morele waarde toekennen als hun gastheren? Een parasiet is gewoonlijk geen herkenbaar verwant dier. Maar bezien vanuit een abstract filosofisch standpunt: waarom zou een teek minder rechten hebben dan een hond of mens? Gelden onze morele waarden voor het zeehondje? Dan ook voor de rat, de sprinkhaan en de malariamuskiet. Is consumptie van bio-industrievlees moreel onaanvaardbaar? Dan is om gelijke redenen het bestaan van alle carnivore diersoorten onaanvaardbaar, want waarom zou elk roofdier zijn natuur mogen volgen maar alleen de mens niet? De schepper (dan wel moeder natuur) verwerpt deze bio-ethiek: eten en gegeten worden is een basismechanisme van de evolutie. De morele gelijkstelling van de bio-industrie met de holocaust is vóór alles een perverse criminalisering van de veeteelt (‘het is niet zo raar veeboeren te vergelijken met SS’ers’). Daarnaast stelt het loslaten van een waarde-hiërarchie tussen mens en dier, de mens in morele waarde gelijk aan het dier. En daarmee wordt een holocaust iets ‘gewoons’: Ongewenste mensen kunnen gelijkgesteld worden met ongedierte en navenant worden verdelgd: de rehabilitatie van Hitlers antisemitisme.