Decemberessay ~ Zwarte Piet is niet racistisch

door | 5 december 2016

Een blik in onze geschiedenis en folklore

Elk jaar maakt een klein aantal mensen op steeds tendentieuzere wijze bezwaar tegen het gebruik van Zwarte Piet bij de sinterklaasviering. Daarbij bedienen zij zich van moderne, op rassen en slavernij gebrande argumenten. Sinds oktober 2013 ontaardt deze vorm van bezwaar maken jaarlijks in ordinair etnisch moddergooien over en weer. Vooral mensen van veelal West-Indische komaf stellen dat het Zwarte Piet-gebruik mensen kwetst, dat het een herinnering aan het kolonialisme zou zijn, en dat Zwarte Piet moet verdwijnen of moet worden aangepast. Drie kwart van de bevolking is echter tegen aanpassing en roept dat het hier om een kinderfeest gaat dat men met rust moet laten. Helaas raken in deze discussie de veel diepere, oudere lagen van Zwarte Piet onderbelicht. Die leren ons dat Zwarte Piet niet uit het kolonialisme of de slavernij voortkomt. Een blik in onze folklore schetst een heel ander beeld van Piet.

“Racistisch”

Kinderen zijn gek op Zwarte Piet. Hij geeft hun cadeautjes, haalt streken uit, is de gangmaker, hij draagt zeventiende-eeuwse kleren met een eveneens niet-eigentijdse molensteenkraag en heeft een struisvogelveer in zijn hoed. Maar er is een probleem: zijn gezicht is pikzwart, hij heeft rode lippenstift op, zwarte krulharen, gouden oorringen in, en – dat maakt het misschien nog erger – zijn baas is een rijzige, blanke, wijze heilige met een rood bisschopsgewaad aan. De heilige is tevens getooid met een mijter en hij draagt een prachtige, golvende witte baard en heeft witte haren die tot op zijn schouders hangen.

“Dat is racistisch!”, roepen de critici, wier bet-betovergrootouders vaak slaven waren. Volgens hen wordt Zwarte Piet ten opzichte van Sinterklaas uitgebeeld als een “stereotypische, domme neger”. Zijn rode lippen, oorringen en vaak amusant gedrag zouden racistische vooroordelen ten aanzien van negers bevestigen. De critici zien nu eenmaal enkel een neger in Piet, stellen voorts dat Zwarte Piet rechtstreeks uit de slavernijperiode vandaan zou komen en dat nu de tijd zou zijn aangebroken waarop wij deze akelige, levende herinnering aan die tijd afschaffen.

Miljoenen argeloze Nederlanders en Belgen, die al generaties lang met Zwarte Piet zijn opgegroeid en van wie duizenden mannen én vrouwen Zwarte Piet vertolken, krijgen nu te horen van mensen van veelal uitheemse herkomst dat zij met terugwerkende kracht racisten zijn omdat zij al die tijd racisme in de hand hebben gewerkt. Dat is nogal wat, en weinig mensen weten dan ook hoe ze daar nu op moeten reageren.

“Zwarte Piet is alleen maar zwart omdat hij door de schoorsteen moest glijden om de cadeautjes te komen brengen”, werpt men dan tegen. “Oh ja? En waarom zijn zijn kleren dan niet zwart?”, roepen de critici terug. Of men gaat een eind mee in het slavernijverhaal en werpt tegen dat Zwarte Piet een door Sinterklaas vrijgekochte Moor was. Sint Nicolaas als abolitionist: wie had dat ooit gedacht? En inhoudelijker wordt de discussie over Zwarte Piet niet. Die draait verder om gekwetsten en zij die kwetsen.

John Helsloot en Andrée van Es

De grondslagen van deze ‘discussie’ zijn in 2011 en 2012 gelegd door wat ik noem ‘negentiende-eeuwers’: mensen die zich in de zoektocht naar de wortelen van Zwarte Piet vooral op geschreven bronnen uit de negentiende eeuw richten. Een bij critici graag geziene volkskundige van het Meertens Instituut, John Helsloot, kon zich al in 2011 goed in deze kritiek en oproepen tot afschaffing vinden. De volkskundige verklaarde toen dat Zwarte Piet een recent en “in essentie racistisch fenomeen” is. Helsloot heeft immers negentiende-eeuwse Amsterdamse bronnen gevonden voor een “Neger” aan de zijde van Sinterklaas in 1868 (de bron hiervoor is een optekening van Jef de Jager), van een zwarte knecht uit 1850 (de bron hiervoor is de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman) en van een ‘kroesharige neger’ uit 1828 (hiervoor zijn de bronnen de jeugdherinneringen van Alberdingk Thijm).

Voor sommige welvarende negentiende-eeuwse Amsterdamse kooplieden was het hebben van een zwarte bediende een statussymbool. “Het heeft dus niets te maken met een schoorsteen”, aldus Helsloots verklaring voor het zwarte gelaat van Piet, zoals uitgesproken tijdens een bijeenkomst van de actiegroep ‘Zwart van Roet’ in 2011. De schoorsteenverklaring noemt hij dan ook een “onnadenkend verhaal” (zie de webstek van Zwart van Roet). Helsloots bronnen, en dan met name het kinderboek van Schenkman uit 1850, worden dan ook overal aangehaald en aangevoerd als bewijs voor dit “recente, racistische fenomeen”, zoals Helsloot Zwarte Piet noemt.

In de Zwarte Piet-kritische internetartikelen die op deze uitspraak volgden was het dan ook Schenkman voor en Schenkman na. De schoorsteenmythe is immers ontkracht, en met Schenkman is bewezen dat Piet een negentiende-eeuwse, ondergeschikte neger was. Helsloot stelde bij Zwart van Roet in 2011 dan ook voor om het gelaat van Piet voortaan te besmeren met ‘slechts een paar roetvegen op de witte huid’. Daarop beweerde (of herhaalde) de Amsterdamse GroenLinks-wethouder Andrée van Es een jaar later, in 2012, dat Piet iets recents en racistisch is, en zal moeten verdwijnen. Ook zij stelt “een paar roetvegen” op het gelaat voor. Ook elders in het actiewezen zijn roetvegen als schappelijk alternatief voor de zwarte Zwarte Piet aangevoerd. En daar hebben we de roetveeg- of schoorsteenpiet van anno 2016.

Laat ons kort de kritiek samenvatten:
Zwarte Piet is slechts negentiende-eeuws; sterker nog, hij is een negentiende-eeuwse zwarte slaaf; Sinterklaas is zijn baas, en door deze hiërarchie, gecombineerd met zijn gedrag, beantwoordt Zwarte Piet aan negatieve stereotypen ten aanzien van zwarten. Ergo, de zwarte Zwarte Piet moet verdwijnen.

Wat zeggen de volkskundige bronnen?

Ik lees graag boeken over volkskunde en mij was het altijd duidelijk dat Zwarte Piet niet racistisch of recent is. Voor mijn boek Zwarte Piet: discriminerend of fascinerend? heb ik literatuuronderzoek verricht en eenvoudig te vinden bronnen geraadpleegd die Sinterklaas noemen (o.a. Schrijnen [1915], Schwabe [1969], De Benoist [1996], Van der Ven [jaar onbekend – ik schat 1939], Van de Graft [1978], Grolman [1931] en Farwerck [1970]). Deze boeken beschrijven, naast Nederland en België, ook allerlei andere plekken in West- en Centraal-Europa waar donkere en zwart geschminkte figuren aan de zijde van verscheidene sinterklaastypes te vinden zijn. Zij zijn sinterklaasbegeleiders die soms op een duivel lijken, dan zijn het in Duitsland weer geheimzinnige, duistere mannen met donkere baarden en bruine puntmutspakken die uitgebeeld worden. Weer andere zwart geschminkte sinterklaasbegeleiders dragen dierenhuiden, hoorns en kettingen. Soms is de sinterklaas versmolten met deze wilde boemannen, of ontbreekt hij gewoon.

In het huidige Nederland en België zijn de verschijningsvormen van Sinterklaas en Zwarte Piet nogal eenvormig geworden: de bisschop met zwarte begeleiders is thans de officiële, genationaliseerde vorm. Niettemin wordt dit volksgebruik bij de zogeheten nicolaasmaskerades ingedeeld. Vroeger waren er allerhande soorten nicolaasmaskerades te vinden in Nederland en België. Er waren Zwarte Sinterklazen op de Veluwe, er was Sinterklaoskerl in wieve-goed (een onherkenbaar zwart geschminkte travestiefiguur die op speelse wijze vrouwen lastigviel), in het oosten van Nederland en op de Waddeneilanden vinden we nog steeds vreemd uitgedoste Klozems en Sundrums, die soms nog zwarte gezichten hebben. In Friesland waren er nog onlangs Sintroms gehuld in witte lakens met zwarte Pieters aan hun zijden. Volgens de door mij geraadpleegde bronnen (waaronder Van de Graft, 1978) waren er ook zwart geschminkte Sunderklazen die in de zestiende, zeventiende en negentiende eeuw de Amsterdamse buurten terroriseerden, op zoek naar stoute kinderen.

Verder melden de bovengenoemde bronnen dat die donker bebaarde sinterklaasbegeleider in Duitsland Knecht Ruprecht heet. In de Franse Elzas heet hij Hans Trapp; in Luxemburg word hij Houseker genoemd; in Zwitserland is hij weer pikzwart en wordt hij Schmutzli genoemd.

Hij praat gebrekkig, net als onze Zwarte Piet eertijds. Schmutzli draagt een plunjezak en een roe, net als Zwarte Piet en Knecht Ruprecht dat doen of deden. In Oostenrijk zijn Krampus en Percht niet altijd zwart en dragen ze vaak een mand in plaats van een zak, waar stoute kindertjes in gegooid worden, en jagen ze met hun duivelse uiterlijk jonge mensen op.

Elders duiken bij Sint-Maarten (11 November) ook zwarte mannen op. Farwerck (1970) zegt daarover:
“In Götzens in Tirol wordt op sint-maartensavond met koe- en geitenbellen geraas gemaakt en in Wörgl en in het Beneden-Inndal lopen schrikwekkend gekostumeerden met lange halzen en horens op het hoofd, met bellen behangen en met zwartgemaakte gezichten rond. Ieder, die zij te pakken krijgen, wordt met roet ingesmeerd. Wij hebben hier weder aanduidingen, die wijzen op een dodencultus. De zwartgemaakte gezichten leggen verband met de donkere onderwereld en de bellen met Wodans Wilde Heir, waarover ook gezegd wordt dat het met gebrul en belgerinkel door de lucht trekt.”

Op andere plekken in winters Europa jagen gemaskerde jonge mannen met roeden andere jongeren (vooral meisjes) op, om hun al petsend vruchtbaarheid te brengen. Bij weer andere wintergebruiken, zonder een sinterklaas, klappen gemaskerde jonge mannen met zwepen terwijl zij over akkers lopen; zo brengen zij vruchtbaarheid, aldus het volksgeloof. In oude culturen staat de dood in verbinding met nieuw leven. Zonder dood is er geen leven.

Volgens de bronnen duiden deze gebruiken op een heidens bezinksel. De wortels van Zwarte Piet en van veel andere soortgelijke gebruiken gaan terug op een Germaans oergebruik.

Het volksgeloof stelt dat Sinterklaas op zijn schimmel over de daken kan vliegen; Sinterklaas is een rijzige figuur; heeft een lange, witte baard; Sinterklaas en Piet komen ‘s nachts door de schoorsteen bij de mensen op bezoek; bij de open haard leggen de mensen wat voer neer voor de schimmel, gedurende zijn nachtelijke bezoek. En Piet maakt geraas, lawaai, klopt op de deuren, en vooral vroeger mepte hij stoute kinderen met de roe en maakte hij velen bang met zijn kwajongensstreken. Sinterklaas en Zwarte Piet zijn overblijfselen van de oude, voorchristelijke Germaanse Wodancultus van onze voorouders.

Lang geleden waren noten en de roe vruchtbaarheidssymbolen. En groepjes mannen – in de literatuur vaak mannenbonden genoemd – bootsten Wodan en zijn Wilde Heir (Wilde Leger, Wilde Jacht) na om nader tot hen te komen. Zij stonden in hoog aanzien en bekleedden militair-religieuze rollen. Maar omdat zij in contact stonden met het Dodenrijk – dat in staat was nieuw leven op te wekken – konden zij ook nieuw leven doorgeven door jongeren met de roe te slaan (zo bezien is de roe dus een kindvriendelijk symbool, omdat hij tot geboorten leidt!). Aan het hoofd van voornoemde Wilde Heir, waar de mannenbonden spiritueel mee in contact konden komen, stond de aanvoerder Wodan. Het Wilde Heir bestond uit gesneuvelde strijders die zwarte gezichten hadden omdat zij afkomstig waren uit de Onderwereld. Het was dankzij die zegeningen van Wodan dat de mannen vruchtbaarheid en voorspoed over hun gemeenschap konden afroepen. Sinterklaas is Wodan en de zwarte pieten zijn oorspronkelijk gesneuvelde krijgers uit de Onderwereld, of nabootsingen daarvan. De Kerk probeerde in de Middeleeuwen de heilige Nicolaas (en elders Sint-Maarten) op de plek van Wodan als aanvoerder van het hemelse Wilde Heir te plaatsen. Het bleek een hardnekkig geloof: de schimmel en de zwarte mannen konden ze niet op een christelijke manier wegwerken. Dus kregen de zwarte mannen de identiteit van de duivel, die ook als Piet of Pieter bekend stond.

Net als Sinterklaas vloog Wodan op zijn schimmel over de daken; ook Wodan was statig; ook hij had een lange, witte baard; de schoorsteen was voor het huis de verbinding met de andere wereld en Wodan en diens gesneuvelden konden zo ‘s nachts bij de mensen voedsel en offers komen halen. De nabootsers van het Wilde Heir werden ook door giften onderhouden, en evenals het Wilde Heir maakten zij geraas, stalen zij dingen (dat recht hadden zij), ontvoerden zij jongeren die zij bij zich inwijdden (hieruit zou volgens sommigen de dreiging, dat stoute kinderen in de zak worden meegevoerd, herinneren), en straften zij stamleden of brachten hun vruchtbaarheid (dit paste naadloos in het oude christelijke gebruik waarbij trouwlustigen en mensen met een kinderwens Sint Nicolaas om voorspraak vragen). De gezichten der nabootsers waren meestal ook zwart gemaakt, met roet, zoals dat een onderwereldfiguur betaamde.

Indien de huidige vormen van deze Europese volksgebruiken een gemeenschappelijke oorsprong hebben – en dat is volgens de genoemde volkskundigen dan ook evident – is het zeer waarschijnlijk dat de oorspronkelijke Sinterklaasbegeleiders er niet zo negroïde uitzagen als de Nederlandse Afro-Piet. Daarnaast hebben ze wel weer veel met elkaar gemeen. Zij dragen vaak een roe; zij zijn vaak zwart of donker geschminkt; net als Sinterklaas rijden ze vaak op een schimmel; ze dragen een zak; ze gooien vruchten en noten (in Nederland snoep en pepernoten); ze brengen geschenken en maken jonge mensen bang.
Het is zeer aannemelijk dat onze Zwarte Piet en deze begeleiders gemeenschappelijke, roe- en zakdragende voorouders hebben, en dat Zwarte Piet derhalve als zwarte, roe- en zakdragende sinterklaasbegeleider zeer, zeer oud is. Voorafgaand en tijdens het ontstaan van Zwarte Piet waren er in Amsterdam (de thuisbasis van onze Afro-Piet) mannen met zwartgemaakte gezichten – zwarte klazen – die met de roe in de hand op Sinterklaasavond hun opwachting maakten en op zoek waren naar stoute kinderen. Het is buitengewoon aannemelijk dat Zwarte Piet hieruit voortkomt om later door een beschaafdere Sint Nicolaas vergezeld te worden. Piets enigszins negroïde uiterlijk is dus slechts een moderne buitenlaag.

Veel ouder dan de slaventijd en geen Moor

Zijn de zwarte pieten dus negentiende-eeuws? Onder andere. Zij zijn ook veertiende-eeuws, tiende-eeuws, vijfde-eeuws … En de kritiek dan, die zegt dat Zwarte Piet een negentiende-eeuwse slaaf uit Afrika is? Die is onzinnig. Die zegt meer over de critici dan over de geschiedenis. Want we hebben gezien dat de hiërarchische verhouding van de Klaas ten opzichte van de zwarte begeleider allerminst is ingegeven door racisme of blank baasschap. Dat tonen de vele vergelijkbare volksgebruiken elders in Europa, en de geschiedenis van de Wilde Jacht, waarin de sinterklaasbegeleiders allen op geheel eigen wijze zwart gekleurd zijn. Die geschiedenis van de Wilde Jacht is daarenboven geheel en al prekoloniaal, en elke verwijzing naar de slavernij is dus op z’n minst een anachronistische exercitie.

We moeten niet vergeten dat deze kritiek erg modern is. Maar de Afrikaanse verschijning van Zwarte Piet is eveneens modern. De naam van Piet, de door de Kerk gedemoniseerde onderwereldfiguur, is de Middeleeuwse naam voor de duivel. Bleef men elders in Europa Piet met de duivel vergelijken, in Nederland kreeg hij halverwege de negentiende eeuw dit tropische uiterlijk. Dat was te wijten aan het onvermogen van de negentiende-eeuwse mensen om deze zwarte schim, afkomstig van het heidense verleden, te plaatsen. Dus vergeleken ze Piet met een Moor, een voor die tijd prototypische neger, dus geen stereotypische neger zoals nu wordt beweerd. Moorse prototypen zouden, al dan niet in zeventiende-eeuwse pagekleren gestoken, op veel plaatsen afgebeeld worden in boeken en op winkels (denk bijvoorbeeld aan de tulband- of wrongdragende gapers op de gevels van oudere drogisterijen – ook vaak afgebeeld met oorringen).

Het Morenverhaal waarbij Sint Nicolaas optreedt als de heilige die tot slaaf gemaakte Moren zou hebben opgekocht en bevrijd is, net als de schoorsteenmythe, een hineininterpretierte versie van de hagiografie van de Goedheiligman. Luidens zijn heiligenleven heeft de Sint ongehuwde meisjes gered van een prostitutieleven. Geen Moren. Het Morenverhaal doet het goed doet in onze door vrees om te discrimineren bevangen tijd, maar is niet relevant voor de oorsprong en het wezen van Zwarte Piet. Exit de bevrijde Moor.

Een van de duivelse restanten die Zwarte Piet tot in de twintigste eeuw behouden had, was zijn ketting. Die vind je bij oudere, prekoloniale sinterklaasfiguren zoals in Amsterdam, je vond die op het Nederlandse platteland en tegenwoordig nog bij veel sinterklaasbegeleiders elders in Europa. Er wordt dan druk met de kettingen gerammeld, want de wilde boemannen moeten lawaai maken.

Hans Trapp in de Elzas draagt een ketting, Père Fouettard in Noord-Frankrijk draagt er een. En de eerder genoemde, duistere Knecht Ruprecht in Duitsland draagt naast de roe en de zak vaak een ketting. Maar het zal u niet verbazen dat die ketting door de Zwarte Piet-tegenstanders van het hedendaagse Nederland wordt toegeschreven aan … jawel, de slavernij.

Deze zich op rassendiscriminatie concentrerende critici hebben soms ook – oppervlakkig – kennis genomen van deze duivelse laag van Zwarte Piet. Deze roepen dat deze vergelijking met de duivel aantoont hoe men over negers denkt. Anathema; de getergde negerfiguur zou nu ook nog de naam van de duivel opgeplakt hebben gekregen! De bovenstaande geschiedenis tone echter aan dat zulke critici de chronologie van de lagen niet op orde hebben: de naam Piet voor de duivel en voor de voorloper van de huidige Zwarte Piet bestond al. Het zwartgeblakerde gezicht bestond ook al, en daaraan werd het Moorse uiterlijk pas in de negentiende eeuw toegevoegd, en uiteindelijk in 1850 door Schenkman opgetekend.

Dergelijke critici maken stuk voor stuk gebruik van typisch moderne argumenten. Modern, maar onjuist en getuigend van gebrekkige informatie. De ontbrekende informatie is echter eenvoudig te vinden in de Nederlandse en Europese folklore en geschiedenis.

Zwarte Piet is geen Blackface

Nóg moderner is de stelling van de critici dat Zwarte Piet hen aan Blackface doet denken. Blackface? Blackface was een Amerikaanse, door blanken opgevoerde karikatuur van een zwarte katoenplukker of andersoortig zwarte volksfiguur. Een blanke zanger schminkte zijn gelaat dan zwart – behalve de huid rond zijn mond, om te bewijzen dat hij eigenlijk blank was – en zong dan negerliedjes en speelde zijn rol. Dit leidde tot komisch vermaak op de voor blanken gereserveerde podia in het Zuiden van de Verenigde Staten. Negers mochten niet in die theaters komen; zwart geschminkte blanken wel. Hebben wij hier, zoals in de VS, opgelegde rassensegregatie gekend?

Neen. Blackface is een onlosmakelijk deel van het Amerikaanse collectieve geweten. Hier, in de Lage Landen, is Blackface ons echter wezensvreemd. Zulke Amerikaanse folklore komt meestal via Amerikaanse films tot ons, maar zal niet aanslaan. Daar is het misschien te specifiek Amerikaans voor.

Zwarte Piet en Blackface zijn hoogstwaarschijnlijk gevallen van convergente maar onderling niet-verwante ontwikkelingen, uitgebeeld met geheel divergerende intenties en in het bezit van sterk divergerende geschiedenissen.
En zo veel lijken ze niet op elkaar: Blackface heeft kroeshaar, maar Zwarte Piet heeft krullen; Blackface heeft niets om de lippen, maar Zwarte Piet is daar gewoon geschminkt; Blackface heeft geen oorringen in, maar Zwarte Piet wel; Blackface draagt een vrij modern pak, Zwarte Piet een zeventiende-eeuws pagepak. De enige overeenkomst is dat ze door blanken uitgebeeld worden, en dat is natuurlijk ‘fout’.

De meeste Nederlanders hebben echter nog nooit van Blackface gehoord. Gelukkig maar, want de vergelijking met een figuur uit de Amerikaanse segregatie- en slavernijgeschiedenis zou Zwarte Piet onnodig stigmatiseren (en stigmatisering is precies wat de tegenstanders beogen – het gaat tegenwoordig immers vooral om beeldvorming in plaats van feiten). Het erbij halen van Blackface in de Zwarte Pietendiscussie is dus een staaltje van het opvoeren van een verzonnen herinnering. Kortom, letterlijk een vergezocht argument.

Roetvegen? Niet doen

In plaats van dat deskundigen deze moderne, on-Europese kritiek pareren aan de hand van feiten, en in plaats van dat zij vervolgens consequent verkondigen dat Zwarte Piet geen stereotypische, slaafse neger is, gaan zij een heel eind mee in de kritiek door met die ‘roetvegen op de witte huid’ op de proppen te komen. Want stelt het volksgeloof immers niet dat Zwarte Piet zwart is geworden door zijn gang door de schoorsteen?
Hé, dat is vreemd: hadden John Helsloot c.s. niet eerst ‘bewezen’ dat Zwarte Piet juist niet vanwege de schoorsteen zwart is geworden? Daarmee hadden zij het toch aannemelijk gemaakt dat het hier om een rassenkwestie zou gaan? Toch hebben zij dan, met de roet-vegen, gekozen voor het in stand houden van het ‘onnadenkend verhaal’ van de schoorsteenmythe. Dat noem ik nu eens creatief omgaan met het volk.

Maar ook het volgende is een beetje raar: ‘roetvegen op de witte huid’. Zijn alle pietvertolkers dan ‘wit’ (blank)? Het zou pas racistisch zijn als we er maar van zouden uitgaan dat pietvertolkers niet bruin zouden kunnen zijn. Mensen worden dan immers ‘uitgesloten’, zoals dat tegenwoordig heet. Nee, lang niet alle pietvertolkers zijn ‘wit’. Kijk eens op Aruba, waar zwart geschminkte, negroïde mensen al sinds jaar en dag, elk jaar, Zwarte Piet vertolken. Ik ken een Indische Zwarte Pietvertolker die geen ‘witte huid’ heeft, en hij vindt die roetvegenoplossing maar niks. Hij vindt de hele discussie ook maar niks, maar dat terzijde.

Wat zeker is, is dat de roetvegen tot gevolg zullen hebben dat de eeuwenoude nicolaasmaskerade opgedoekt zou worden, omdat de pietvertolkers, die enkel wat van die vegen op mogen hebben, op straat, op school, bij pappa op kantoor herkend zouden worden. En de juf van groep 8 zou ook ontmaskerd zijn. Eeuwig jammer zou dat zijn! En zinloos. Een helemaal zwartgemaakt gelaat is dus gewoon goed. Houden zo.

Aan die politiek-correcte ‘roetvegen’ kleven dus praktische bezwaren, maar vooral geschiedkundige, traditionele bezwaren. We hebben namelijk gezien dat de vooronderstelling dat Zwarte Piet ‘zwart van de schoorsteen is’ historisch onhoudbaar is, vanwege zijn identiteit die haar wortels heeft in de Germaanse midwintergebruiken waar deelnemers al vele, vele eeuwen lang geheel zwarte gelaten hebben.

Roetvegen? Niet doen.

Rassenreductionistische kritiek

De kritiek op Piet is weliswaar modern, maar de argumenten tegen hem zijn bekrompen, oppervlakkig, rassenreductionistisch en getuigen van postkoloniale frustraties en moderne overgevoeligheid. Ze wijst op een zeer beperkte kennis van de geschiedenis, en wat mij betreft op een fanatieke denkwijze die een vergroot rasbewustzijn verraadt.

Het is waar dat Zwarte Piet niet zwart is van de schoorsteen. Maar, zoals we gezien hebben, is het evenmin zo dat zijn ondergeschiktheid aan Sinterklaas is ingegeven door racisme. Verder: slechts zwarte roetvegen op het gezicht van Zwarte Piet zijn een slechte oplossing voor dit beweerde racisme; de Zwarte Pietvertolkers zouden herkenbaar zijn en de hele, eeuwenoude Nicolaasmaskerade zou opgedoekt zijn. Bovendien zou voor het eerst in de geschiedenis het zwarte roetgezicht worden afgeschaft. Dat zou erg jammer zijn. Ik vraag me werkelijk af waarom zo veel mensen, inclusief geschiedkundigen, neerlandici, volkskundigen en andere negentiende-eeuwers, zúlke radicale, rassenreductionistische suggesties doen.

Veel critici willen niet dat Piet zomaar verdwijnt: zonder Piet aan zijn zij zou Sinterklaas tegenwoordig een serieuze, ietwat naïeve grijsaard verloren zijn. En kinderen zouden hun lievelingsfiguur verliezen. Sedert de zestiger jaren slaat hij hen niet meer met de roe en is hij steeds mondiger geworden. Hij lijkt in niets meer op de onderdanige neger – laat staan de slaaf! – die tegenstanders in hem wensen te zien.

Conclusie

Zwarte Piet, zoals hij thans door de overgrote meerderheid der Sinterklaasverenigingen, intochtcommissies en particulieren vertolkt wordt, hoeft dus niet veranderd te worden. Echter, het zijn de reclamebureaus die van Zwarte Piet vaak een overdreven negerachtige clown maken. Zij zouden hem met minder (overdreven) negroïde uiterlijkheden moeten afbeelden: niet meer die enorme, dikke lippen, niet dat kroezend maar het krullend kapsel; en Zwarte Pietvertolkers zouden ervoor kunnen kiezen Piet geen Surinaams accent te geven (voor zover ze dit al niet doen). En Zwarte Piet moet wel zwart blijven. Pikzwart. Onnatuurlijk roetzwart! En natuurlijk niet zonder roetvegen of zelfs bruin. Bruin is bij van nature donkere en ‘zwarte’ mensen gebruikelijk, en zou de rasbehepten onder de critici alleen maar meer in de kaart spelen.

Met een zwarte Zwarte Piet kunnen wij voortgaan met een traditie van vele, vele eeuwen. Laat ons dit oude feest toch vrijwaren van postkoloniaal moeilijk gedoe en het, zoals onze voorouders dat deden, als goede Nederlanders en Vlamingen aan onze kinderen overdragen.

Marcel Bas

Geraadpleegde boeken:

Bas, Marcel (2013). Zwarte Piet: discriminerend of fascinerend? Een pleidooi voor de zwarte Zwarte Piet. Soesterberg: Aspekt

Benoist, Alain de (1996). Les Traditions d’Europe, Nouvelle édition révisée et augmentée. Arpajon: Éditions du Labyrinthe

Farwerck, F.E. (1970). Noordeuropese mysteriën en hun sporen tot heden. Deventer: Ankh-Hermes

Graft, C. Catharina van de & Haan, Tj. W. R. de (1978). Nederlandse volksgebruiken bij hoogtijdagen. Utrecht: Prisma-boeken

Grolman, H.C.A. (1931). Nederlandsche Volksgebruiken. Kalenderfeesten, naar oorsprong en beteekenis. Zutphen: W.J. Thieme & cie

Schrijnen, Jos. (1915). Nederlandsche Volkskunde, eerste deel. Zutphen: W.J. Thieme & cie

Schwabe, Erich (1969). Schweizer Volksbräuche. Zürich: Silva Verlag

Ven, D.J. van der (jaartal onbekend). Ons eigen Volk in het Feestelijk Jaar. Kampen: J.H. Kok n.v.

Geraadpleegde webstekken

Helsloot, J. (2006) De oudst bekende naam van Zwarte Piet: Pieter-mê-knecht (1850). Webstek geraadpleegd op 1 december 2011.
http://www.meertens.knaw.nl/cms/nl/nieuwsbriefteksten/nieuwsbriefuitgelicht/143677-de-oudst-bekende-naam-van-zwarte-piet-pieter-me-knecht-1850

Is Sinterklaas de opvolger van Wodan? Webstek van Nederlands Heidendom, geraadpleegd op 1 december 2011.

Kleeschen: http://lb.wikipedia.org/wiki/Kleeschen

Zwart van Roet: Debat leidt tot roep om alternatieven voor Zwarte Piet. Webstek geraadpleegd op 1 december 2011.