Honderd jaar geleden verdeelden de Britten en de Fransen het Midden-Oosten onder elkaar. In het zogeheten Sykes-Picot-akkoord maakten ze afspraken over de verdeling van delen van het grondgebied van het Ottomaanse Rijk en braken alle beloftes over zelfbeschikking die ze eerder aan de Arabieren hadden gegeven.
Het militaire aanzien van de Britten was twee jaar na het begin van de Eerste Wereldoorlog zwaar gehavend. De centrale machten Duitsland, Oostenrijk en Turkije hadden zich in de militaire confrontatie met de Entente Londen-Parijs-Sint-Petersburg als gelijkwaardig bewezen. De poging van de Britten om met een landing de Dardanellen en vervolgens de Ottomaanse hoofdstad Constantinopel te veroveren, was begin 1916 onder zware verliezen voor leger en vloot faliekant mislukt. In Mesopotamië moest weinig later een Brits leger van 13.000 man capituleren voor de Turken die aangevoerd werden door de Duitse veldmaarschalk Colmar Freiherr von der Goltz.
Deze precaire situatie buitte Londens bondgenoot Frankrijk schaamteloos uit om zich in het Midden-Oosten van toekomstige buit te verzekeren. Het ging er daarbij om, om na de voorziene nederlaag van het Ottomaanse rijk het territorium daarvan, buiten het Anatolische kernland, te bezetten. Aanvankelijk was het doel van de Britse diplomatie geweest om de hele regio onder Britse controle te brengen. Nu moest echter ook gerekend worden met de eisen van Frankrijk.
De gesprekken over de opdeling van het Midden-Oosten vonden onder strikte geheimhouding plaats. De leiding van de gesprekken lag bij François-Georges Picot, voormalig consul-generaal in Beiroet, en luitenant-kolonel Sir Mark Sykes, chef van de Arabische afdeling in het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken. “Deze twee mannen hebben een plaats op de eerste rij onder de duivels van Arabië verdient”, aldus de Britse historicus Desmond Stewart. Op 16 mei 1916 sloten de beide diplomaten een akkoord, dat officieel het ‘Asia Minor Akkoord’ heette, maar bekend zou worden als ‘Sykes-Picot-akkoord’. Met de ondertekening door de Britse minister van Buitenlandse Zaken Edward Grey en de Franse speciale gezant Paul Cambon trad het in werking.
Zonder enige rekening te houden met historische, religieuze en etnische verschillen of stamgebieden, werd in het akkoord de nog te veroveren, met talrijke olievelden gezegende, buit verdeeld. Daarbij gingen de deelnemers deels met de liniaal te werk.Ter discussie stond een enorm gebied van meer dan anderhalf miljoen vierkante kilometer, dat zich uitstrekte van Jeruzalem tot de Perzische Golf en van Oost-Anatolië tot het Suezkanaal. In dat gebied woonden ongeveer 20 miljoen mensen, Turken, Arabieren, Armenen, soennieten, sjiieten, christenen en joden.
Het twaalf punten omvattende akkoord verdeelde de zuidelijke territoria van het Ottomaanse rijk in een Gebied A (Frankrijk) en een gebied B (Groot-Brittannië). In deze gebieden bezaten de beide grootmachten “vastgelegde voorrechten”. De Fransen stelden de heerschappij over zuidoost-Turkije (Alexandrette/Iskenderun), Noord-Irak, Syrië en Libanon veilig. Het gebied strekte zich uit van Beirut tot Damascus en Aleppo tot Mosul. De Britten kregen een territorium dat overeenkomt met het huidige Jordanië en het zuiden van Irak en zich uitstrekt van Amman tot Bagdad en Basra. De grenzen binnen hun respectievelijke invloedssfeer konden de Britten den Fransen naar eigen inzicht bepalen.
Onder punt twee van het akkoord heette het: “Het zal beide machten toegestaan zijn in dit gebied direct of indirect bestuur of beheer in te richten, zoals zij dat nodig achten.” Er werd met andere woorden niet voorzien in vertegenwoordiging van de belangen van de autochtone bevolking en de koloniale overheersers konden simpelweg gebruik maken van Arabische vazallen. Tegelijkertijd werd onder punt 10 benadrukt dat men niet zou toestaan dat “een derde macht op het Arabisch schiereiland bezitsrechten verwerft of vlootbases aan de kust of op de eilanden in de Rode Zee inricht”.
Voor het door Frankrijk geclaimde Palestina werd een bijzondere regeling getroffen. Het gebied zou onder internationaal bewind geplaatst worden. De havens van Haifa en Akko vielen echter aan de Britten toe en de Britten kregen ook het recht om een spoorlijn van Haifa naar Bagdad aan te leggen.
Ondanks de geheimhouding drong medio 1916 toch iets van dit akkoord tot de openbaarheid door, waarop onrust ontstond onder Arabische politici die naar onafhankelijke staten streefden. Zo sprak Sykes in Caïro met drie vertegenwoordigers van Syrië en verzekerde hen “dat er niets onzaligs voorbereid werd”. Cynisch meldde hij aan Londen dat het eenvoudig geweest was, “de afgevaardigden om de tuin te leiden, zonder ze een landkaart te laten zien of ze te laten weten, dat er allang een gedetailleerde overkomst was”.
Lawrence, de bedrieger van Arabië
Bij deze heimelijke onderneming moesten de Britten en de Franse wel acht slaan op Hoessein Ibn Ali, de invloedrijke emir van de Hidjaz, het westelijke deel van het tegenwoordige Saoedi-Arabië met de heilige steden van Mekka en Medina. Hoessein, die door een tijdgenoot beschreven werd als “vrome, oude man met een sterke hang naar grootheidswaan”, streefde een onafhankelijk Groot-Arabisch koninkrijk onder zijn leiding na. Zijn zoon Faisal spande sinds 1915 in de omgeving van Damascus met de Britse avonturier en geheim agent Thomas Edward Lawrence, beter bekend als ‘Lawrence of Arabia’, samen. De twee organiseerden een opstand tegen de Turken die op 5 juni 1916 begon en de Britse troepen enorme bijstand verleende. Lawrence zou later bekennen: “Mij was duidelijk dat, in het geval van onze overwinning, de aan de Arabieren gedane beloftes niet meer dan een stukje papier zouden zijn.”
Italië en het tsaristische Rusland, bondgenoten van de Britten en Fransen in de Eerste Wereldoorlog, waren inmiddels door hun inlichtingendiensten ook op de hoogte gekomen van het Sykes-Picot-akkoord en deden dan ook al snel een duit in het zakje. Ook zij eisten een deel van de buit voor zich op. Met tegenzin werd Rusland Armenië en delen van Koerdistan toegestaan. De Italianen zouden Rhodos en aantal andere eilanden in de zuidelijke Egeïsche Zee krijgen, alsmede een invloedssfeer rond de stad Smyrna (Izmir) in het zuidwesten van Anatolië.
Toen na het einde van de Eerste Wereldoorlog een rüksichtslose herverdeling van de wereld inzette, werden de hoofdpunten van het Sykes-Picot-akkoord bevestigd (de Sovjets hadden het akkoord reeds eind november 1917, kort na de bolsjewistische revolutie gepubliceerd). Tijdens de conferentie van San Remo in april 1920 kregen de Britten en de Fransen een mandaat van de Volkenbond in het Midden-Oosten. De kiem voor een politieke chaos was daarmee onherroepelijk gelegd. Want de Arabieren, die men jarenlang toezeggingen had gedaan over nationale onafhankelijkheid, zagen zich afgeschaald naar de rang van tweede klas volkeren.
Zo zijn allerlei gewelddadige conflicten in de regio, het conflict tussen Israël en de Palestijnen, de burgeroorlog in Libanon, de Iraakse inval in Koeweit, de Golfoorlogen en het woeden van ‘Islamitische Staat’ (ISIS) op een of andere wijze te herleiden tot de koloniale grootheidswaan en de willekeurige verdeling van territoria door politici in Londen en Parijs zo’n honderd jaar geleden.
Tip: Bij Uitgeverij De Blauwe Tijger is onlangs een nieuw boek van Robert Lemm verschenen: Lawrence. Heraut van het Kalifaat.