De huidige ontwikkelingen in het beheer van internetcommunicatie, waarbij internetbazen zich een sturende rol toe eigenen bij het faciliteren van de propagandastromen tussen kiezers en kandidaten, zijn funest voor de democratie:
Het beleid van Twitter en andere communicatiereuzen betreffende het zgn. ‘haatzaaien’ of het ‘aanzetten tot geweld’ getuigt van partijdigheid: Trump twittert dat hij de inauguratie van zijn opvolger Biden niet zal bijwonen. Dat die aankondiging door Twitter’s ceo is geduid als een oproep tot geweld en opgevat als geldige reden om Trump’s twitter-account permanent te sluiten, is buiten alle proporties van redelijkheid en billijkheid. Trump handelt misschien in strijd met correcte omgangsvormen maar Biden zal Trump zeker niet missen en Trump is formeel niet verplicht Biden’s inauguratie bij te wonen. Andrew Johnson bleef in 1869 ook weg van de inauguratie van Ulysses S. Grant. Zo’n twitterban speelt bovendien Trump’s tegenstanders direct in de kaart. Twitter’s ceo kiest hiermee politiek partij.
Begrippen als ‘haatzaaien’ en ‘oproepen tot geweld’ zijn niet specifiek genoeg en in een politieke omgeving te elastisch en ambivalent, om gehanteerd te worden binnen de regels van fair play. Symptomatisch zijn in dit verband de eeuwigdurende Wildersprocessen. De grondregel moet zijn dat iedereen recht heeft op vrijheid van meningsuiting en de rechter bepaalt of iemand daarbij de grenzen van andere wetten (tegen discriminatie, haatzaaien, aanzetten tot geweld etc.) overtreden heeft. Wanneer internetmoguls op de stoel van de rechter gaan zitten legt de democratie het loodje. Wat als deze praktijken migreren naar onze landen? Er zijn voldoende aanwijzingen dat ook onze media naast hun voorlichtende taak ook opvoedende en sturende taken ambiëren. Het dossier zwarte piet spreekt in dat opzicht boekdelen.