In het Verenigd Koninkrijk zijn onlangs de eerste bankbiljetten in de nieuwe G-serie in omloop gebracht, die in de komende maanden geleidelijk hun voorgangers moeten gaan vervangen. Deze hoogst moderne en slijtvaste biljetten bleken echter dierlijke talg te bevatten, die vooral uit runderen en schapen gewonnen wordt.
Sinds dit gebleken is, hebben duizenden veganisten bezwaar gemaakt tegen de nieuwe bankbiljetten, maar ook bij de in Engeland talrijke hindoes, voor wie runderen heilige dieren zijn, roept het nieuwe bankbiljet weerstand op.
Voor een staat die zich er op laat voorstaan nadrukkelijk rekening te houden met de religieuze gevoeligheden van haar burgers en voor dat doel zelfs ‘inheemse’ kerstbomen uit de publieke ruimte en christelijke symbolen van de Kerst-postzegels verbant, is deze zaak een blamage.
Dit geldt des te meer aangezien de Britten door hun koloniale verleden reeds ervaring hebben met dergelijke gevallen. In 1857 brak in Brits-Indië immers de sepoy-opstand uit, nadat Indiase soldaten er achter waren gekomen dat de papieren patroonhulzen van hun nieuwe geweren, die ze met de mond moesten openen, met runder- en varkenstalg behandeld waren – wat zowel voor de hindoes als de moslims onder de soldaten een taboebreuk inhield.