Bevindingen van SGP werkgroep in Nigeria

door | 21 januari 2015

Van 5 tot en met 10 januari 2015 bracht een SGP-delegatie uit de Tweede Kamer een werkbezoek aan het noorden van Nigeria. Deelnemers waren: C.G. van der Staaij (Kamerlid), A. Proos (voorlichter) en D.J.H. van Dijk (beleidsmedewerker). Daarnaast nam R. Groenenboom (vanuit de SDOK) deel aan deze reis.

De strekking van het werkbezoek
Het doel van de reis was het inwinnen van feitelijke, politiek relevante informatie over de complexe situatie in Nigeria. Een land dat enerzijds een stevige economische ontwikkeling heeft doorgemaakt en anderzijds gekenmerkt wordt door diepe religieuze en etnische tegenstellingen binnen de bevolking. Corruptie is tot in alle haarvaten van de Nigeriaanse politiek, leger en samenleving doorgedrongen. Bovendien lijdt een deel van het land hevig onder de terreur van de jihadistische Boko Haram. Veel christenen, maar ook gematigde moslims worden hiervan het slachtoffer.

Met dit werkbezoek is tevens beoogd om politici in het westen méér te doordringen van de ernst van de situatie in dit land, het internationale karakter van de terreur en om dit hoger op de politieke agenda te krijgen.

Tijdens dit werkbezoek hebben ontmoetingen plaatsgehad met een scala aan religieuze leiders (christenen en moslims), deskundigen op het terrein van contraterrorisme, overheidspersonen (nationaal en op regionaal niveau) die betrokken zijn bij veiligheid, leger en justitie, de Nederlandse ambassade, een vertegenwoordiger van het National democratic institute en Nigeriaanse pers.

Daarnaast zijn dorpen bezocht in het noorden van Nigeria die getroffen zijn door terreuraanslagen en is er gesproken met talloze slachtoffers.

Tot slot is er niet alleen gesproken met slachtoffers van Boko Haram – zoals vrouwen die ontsnapt zijn na ontvoering door Boko Haram – maar is ook gesproken met ex-Boko Haramstrijders.

Het werkbezoek is inhoudelijk bijzonder goed geslaagd. Dit is niet in de laatste plaats te danken aan de grote inzet van de Nederlandse ambassadeur in Nigeria, John Groffen, zijn rechterhand Maurice Paulussen en de medewerking van de mensen van Voice of the christian Martyrs.

DSC05739

Mede uit al deze gesprekken en ontmoetingen zijn de volgende bevindingen afgeleid.

Aanpak internationaal
Begin januari 2015 ontstond grote consternatie naar aanleiding van brute terreur in Parijs. In diezelfde maand vonden diverse aanslagen plaats door Boko Haram in Nigeria. Aanslagen die slechts het nieuws halen als ze enorm grootschalig zijn, zoals de aanval op de noordelijke grensplaats Baga. Amnesty International spreekt over mogelijk 2000 burgerdoden. Vooral kinderen, vrouwen en ouderen, die niet op tijd konden wegvluchten. De stad zelf is vrijwel verwoest. De islamitische terreurgroep werkt systematisch aan de vorming van een kalifaat en beheerst momenteel een gebied zo groot als België.

De Nigeriaanse overheid is zonder twijfel als eerste verantwoordelijk om haar burgers te beschermen. Daarom moet er internationale druk blijven op de Nigeriaanse regering om Boko Haram onschadelijk te maken en de veiligheid van haar burgers te waarborgen.

De strijd tegen terreur in Nigeria is echter geen geïsoleerde strijd. De terreur wordt gevoerd en geleid door internationale jihadistische terreurbewegingen. Een veelkoppig monster met tentakels als Al Qaida, ISIS en Boko Haram. Tijdens het werkbezoek aan het noorden van Nigeria afgelopen week vertelden ex-Boko Haramstrijders over hun opleiding en toerusting in een Saoedi-Arabisch trainingskamp! De strijd tegen jihadistische terreur moet wereldwijd worden gevoerd. Noodzakelijk is daarom dat vanuit een integrale en consistente visie de strijd tegen internationale jihadistische bewegingen wordt gevoerd. De strijd tegen ISIS kan niet zomaar los worden gezien van de strijd tegen Boko Haram. Alleen al om die reden kan de strijd tegen Boko Haram niet gezien worden als louter een verantwoordelijkheid van de Nigeriaanse overheid. Op dit ogenblik is die noodzakelijke integrale visie op de aanpak van internationale onvoldoende uitgekristalliseerd. Hier ligt een belangrijke uitdaging voor de internationale gemeenschap.

Aanpak in regio en op nationaal Nigeriaans niveau
Boko Haram is een fanatiek en goed uitgeruste terreurgroep. Toch verklaart dit onvoldoende waarom een relatief rijk land als Nigeria met een stevig leger deze terreurgroep niet weet uit te roeien. Het Nigeriaanse leger heeft meerdere militaire missies uitgevoerd in andere Afrikaanse landen met goed gevolg. Dat doet de vraag rijzen of hier sprake is van onmacht of van onwil. Hierover valt het volgende te zeggen.

In de eerste plaats is niet uitgesloten dat Boko Haram tot op hoog niveau is geïnfiltreerd in zowel de politiek als in het leger. Bedacht moet worden dat het gedachtegoed van Boko Haram – in meer gematigde vorm – heel lang deel heeft uitgemaakt van de verschillende, gevestigde religieuze stromingen in Nigeria. Aanhangers van deze ideologie zaten en zitten derhalve op allerlei niveaus. Het verklaart waarom in verschillende gevallen acties van het leger richting Boko Haram zijn gefrustreerd of gesaboteerd.

Daarnaast zijn er teveel personen op hoog niveau in leger en politiek die belang hebben bij een voortzetting van het conflict. Er zijn enorme bedragen beschikbaar voor de aanpak van veiligheid en voor het leger. Teveel personen met dubieuze agenda’s pikken hiervan meer dan een graantje mee. We moeten dan denken aan de wapenhandel, maar ook aan regionale bestuurders die veel federaal geld binnenkrijgen, omdat zij zich in een conflictsituatie bevinden. Persoonlijke verrijking vindt eenvoudig zijn weg.

Er is hoop op de komst van een nieuwe generatie politici die willen breken met deze negatieve spiraal, maar hun invloed is voorlopig minimaal. Het is wel zaak dat een dergelijke positieve beweging waar mogelijk ondersteund wordt.

Het Nigeriaanse leger beweert dat ze wapens en ander militair materieel nodig heef vanuit het westen om de strijd te beslechten, waaronder vliegtuigen. Het westen is hier zeer terughoudend, omdat het Nigeriaanse leger af en toe met niets ontziende wreedheid optreedt tegen de bevolking. Dat bevordert de toestroom naar Boko Haram. Tot nu toe lijkt Nigeria niet serieus te willen buigen voor de randvoorwaarden die het westen stelt voor wapenleveranties. Zij beroepen zich op eigen autonomie en zelfstandigheid.

Boko Haram kan slechts beslissend worden verslagen als ook de buurlanden van Nigeria (Niger, Tsjaad en Kameroen) constructief gaan bijdragen aan het verslaan van Boko Haram. Tot nu toe is dit onvoldoende van de grond gekomen. De buurlanden beschuldigen Nigeria onder meer ervan onvoldoende goed uitgeruste manschappen voor deze strijd ter beschikking te stellen.

Zoals opgemerkt wordt de aanpak van Boko Haram bemoeilijkt door de extreme corruptie. De internationale gemeenschap zou Nigeria met concrete programma’s kunnen helpen om dit uit te bannen. Ook in andere Afrikaanse landen is hiermee ervaring opgedaan.

Zo kan de internationale gemeenschap ook werken aan het uitbouwen van deradicaliseringsprogramma’s in Nigeria. Op dit punt gebeurt er reeds het nodige, maar er is sprake van onvoldoende capaciteit. Het was interessant om tijdens de gesprekken hierover met een coördinator van het contraterrorisme programma te zien hoezeer ook het westen kampt met vergelijkbare opgaven. Het is de hoogste tijd dat de moslimgemeenschap zelf een sterker weerwoord formuleert tegenover de radicale interpretatie van de islam. Die radicale boodschap wordt momenteel onvoldoende sterk, ook op intellectueel niveau, gepareerd. Hier ligt een primaire verantwoordelijkheid voor de moslimgemeenschap zelf.

Herkenbaar was voorts dat de aanpak van opruiende teksten op bijvoorbeeld sociale media heel lastig kunnen worden aangepakt vanwege de betekenis die wordt toegekend aan de vrijheid van meningsuiting.

De media heeft in Nigeria overigens heel veel vrijheid, maar de berichtgeving is notoir onbetrouwbaar en vaak erg partijdig.

In het licht van het bovenstaande past ook een opmerking over de doelwitten van Boko Haram. Zoals gezegd werkt deze terreurgroep systematisch aan de vestiging van een islamitisch Kalifaat. Dit impliceert voor hen dat christenen per definitie een doelwit van Boko Haram vormen. Binnen het Kalifaat is principieel geen ruimte voor christenen. Zij worden direct gedood of zij krijgen de keus om zich te bekeren tot de islam. Aanslagen worden derhalve heel gericht uitgevoerd op christenen en christelijke enclaves in het noorden. Moslims die zich onvoldoende loyaal betonen aan deze terreurgroep zijn echter evenzeer doelwit. Boko Haram treedt in die zin even genadeloos op tegen gematigde moslims.

Tijdens het werkbezoek is onder meer het dorp Tattaura bezocht waar eind december 2014 tien mensen zijn vermoord door de extremisten van Fulanistam en Boko Haram. De dorpelingen uitten hun grote dankbaarheid voor het betoonde meeleven uit Nederland, maar gaven evenzeer aan dat zij volstrekt niet rekenen op bescherming door de eigen Nigeriaanse overheid. De angst voor nieuwe aanslagen was tastbaar en voelbaar aanwezig.

Ontmoetingen met slachtoffers van aanslagen vonden ook plaats tijdens verschillende bezoeken aan ziekenhuizen in Jos. Dit gaf enig inzicht in de niets ontziende wreedheid waarmee Boko Haram opereert.

Humanitair
In het noordoosten van Nigeria zijn tenminste 1,6 miljoen mensen op de vlucht geslagen voor het geweld van Boko Haram. Een humanitaire ramp. Het westen kan haar hulpverlening opschroeven, ook in de opvangkampen.

Ontvoeringen door Boko Haram vinden met grote regelmaat plaats. De bekende tweehonderd ontvoerde Chibok-meisjes zijn slechts het topje van de ijsberg. De aanpak hiervan krijgt te weinig prioriteit. De Nigeriaanse politiek verdoezelt deze ontvoeringen het liefst om reputatieschade te vermijden. Uit de indrukwekkende ontmoetingen met enkele van deze Chibok-meisjes bleek dat zij geen enkel vertrouwen kenden in de inzet van de overheid ten aanzien van de ontvoeringen. Daarom is het zaak dat de internationale gemeenschap hier scherp de kijker op zet. Daarvoor is het regime gevoelig. Daarnaast kan het westen bijstand bieden op justitieel gebied en het verbeteren van de opsporingscapaciteit.

Het zijn in Nigeria vooral de meisjes die lijden onder de Boko Haram-ambities. Zij mogen in het licht van deze ideologie bijvoorbeeld geen onderwijs ontvangen. Nederland kan vanuit haar ontwikkelde gender-beleid hieraan expliciet aandacht schenken.

Bovendien moet bezien worden welk perspectief kan geboden worden aan meisjes die ontsnapt zijn aan de tentakels van Boko Haram, maar die nu nergens meer veilig zijn. Wellicht kan hen asiel worden aangeboden of komen zij in aanmerking voor een studiebeurs.

Vervolg
Na afloop van de reis zijn de bevindingen ervan voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, Koenders, tijdens het zogenoemde vragenuurtje. Het bleek dat de zorgen rond Nigeria breed worden gedeeld, zowel door de minister als door andere Kamerleden. Dat biedt perspectief. De minister heeft toegezegd om de druk op de Nigeriaanse overheid zo sterk mogelijk te doen zijn en heeft tevens aangekondigd een gedegen, uitgebreide brief te sturen naar de Kamer met mogelijkheden die kunnen worden aangewend om de veiligheid van de burgers in Nigeria en de strijd tegen terreur te bevorderen. Deze brief zal uitgangspunt vormen voor een Kamerdebat over de situatie in Nigeria.

Wordt zonder twijfel vervolgd derhalve. Op hoop van zegen.


Meer lezen:

Dagboek verslagen op RefDag:

En een interview met Kees van der Staaij op CIP.nl