Vroeger heette het een geslachtsidentiteitsstoornis. Na kritiek van politiek correcte zijde (stoornis heeft een negatieve connotatie) is die term vervangen door “genderdysforie”: Dysforie, psychiatrisch potjes-Grieks, staat voor een gevoel van diepe droefenis: het tegengestelde van euforie (een gevoel van extreme vreugde). Oftewel een geestesstaat die onderwerp van medisch/psychiatrische zorg kan zijn. Maar dat is hier niet de bedoeling: Niet de genderdysfore persoon is ziek, de maatschappij is ziek want biedt geen passende plaats aan genderdysforen. Niet zij maar wij moeten veranderen. Zo luidt de onuitgesproken moraal van Joost van Mierlo’s stukje (LD 18.9.2019) over de Engelse baby/peuter Anoush die door de ouders niet als ‘he’ of ‘she’ maar als geslachtsneutraal ‘they’ grootgebracht wordt. ‘Zodat het zich ongestuurd ontwikkelen kan tot meisje of jongen’. De vraag dringt zich op: als het kind het broekje zakken laat, zien wij dan een piemeltje of een spleetje? Zo’n klein kind dat nergens om gevraagd heeft en nog nauwelijks benul heeft van zijn fysieke geslacht wordt zo in een positie geplaatst waarvan je je kunt afvragen of het daar later mogelijk schade van ondervinden zal. Ik ben geen voorstander van bij het minste of geringste ingrijpen in de privé-situatie maar hier is een 17-maands kind, bijna nog een baby, in een tegennatuurlijke relatie tot zijn omgeving geplaatst met mogelijk psychische schade tot gevolg. Het lijkt een variant van ‘Münchhausen by proxy’: je kind ziek maken om als ouders de aandacht te krijgen waaraan je behoefte hebt.