Voor de gaswinning in Oost-Groningen (Groene 1.8.2019, pag. 5, In het Nieuws, Coen van de Ven) past een onderscheid tussen feit en fictie: Fictie: De ‘gasbevingen’ bedreigen de individuele veiligheid van de Groningers. Feit: Er heeft zich in bijna 60 jaar gaswinning in Oost-Groningen niet één gerapporteerd geval van gerelateerd fysiek letsel voorgedaan. Het veiligheidsrisico is praktisch non-existent: Oneindig veel geringer dan bijvoorbeeld het veiligheidsrisico van het gemotoriseerd vervoer aldaar. Fictie: De gaswinning belast de fysieke en mentale gezondheid van de inwoners van ‘het bevingsgebied’. Feit: Een meerderheid van de inwoners van Oost Groningen baalt van de aanstellerij van een hysterische minderheid en stemt Forum. Fictie: Veertig tot vijftig procent van de Groningers die te maken hebben met bevingen voelen zich onveilig; angst, depressie, hartproblemen en somberheid liggen op de loer. Feit: Uitgestrekte gebieden van onze wereld (de circumpacifische ‘ring of fire’ en het zich van Marokko tot in Indonesië uitstrekkende ‘Alpen-Himalaya’ systeem) hebben een structureel seismisch onrustige ondergrond (‘bevinkjes’ die genegeerd worden tot incidentele catastrofale aardbevingen). De zeer omvangrijke bevolkingen van deze gebieden onderscheiden zich niet door een hogere vatbaarheid voor depressies of hartproblemen. De aardbevingen zijn geen emigratiemotief. Fictie: De Groningse gasbevingen zijn uniek. Feit: Bij vrijwel elke vorm van ondergrondse winningsactiviteit, waar ook ter wereld, kunnen zich bodemzettingen voordoen die gepaard kunnen gaan met seismiek.
Veronderstelling: Als de olie/gasindustrie niet het traditionele ‘bête noire’ was van progressief en politiek correct Nederland, en als niet de NAM (Shell & Exxon) maar bijvoorbeeld de Dienst Staats Mijnen de Groninger gaswinning had uitgevoerd (dat zou zomaar hebben gekund) zou de overstelpende en eenzijdige empathie met de Groninger bevingsslachtoffers domweg niet hebben bestaan. Voor de slachtofferrol van de Groningers zou niet meer begrip zijn geweest dan destijds voor de bijna overlappende materiële schade en het psychische chagrijn van de inwoners van de Zuid-Limburgse mijnstreek. In Zuid-Limburg zijn vergelijkenderwijs veel meer door mijnschade instabiel geworden huizen gedwongen ontruimd en gesloopt dan in Oost-Groningen. En geen Groninger kreeg ooit stoflongen.