Geschiedenisles op een middelbare school in Ghana: ‘Jullie voorouders werden in onmenselijke omstandigheden de Europese kerkers in gedreven … ’; ‘Een deel van onze bevolking werkte als slavendrijvers voor de Europeanen…’. Dit is een heel gebrekkige voorstelling van zaken die Daaf Borren opdist (De Groene, 28.2.2019, p. 6). Als die slaven werkelijk hun voorouders waren geweest, waren die leerlingen geen Ghanezen geweest maar jonge ‘zwarte’ inwoners van een van de Noord-, Midden- of Zuid-Amerikaanse staten. De idee dat voor de nu levende Ghanezen het slavernijverleden een slachtofferverleden zou zijn is het omliegen van de geschiedenis. De voorouders van die Ghanese scholieren waren ofwel zelf slavenjager, of familie, kennis of ten minste stamgenoot van slavenjagers. De huidige Ghanees mag slavenjagers tot zijn voorgeslacht rekenen op de zelfde wijze als ik – blanke Hollander – slavenhandelaars tot mijn voorgeslacht mag rekenen. Rechtstreekse afstamming is natuurlijk moeilijk aan te tonen. Maar als je drie eeuwen teruggaat (ongeveer twaalf generaties) praat je over ca. 4000 voorouders rond het jaar 1700. En dat zal zowel voor de Ghanees als voor de Hollander genoeg zijn om enkele slavenjagers dan wel slavenhandelaars tegen te komen. Als we ons dan realiseren dat wij aan zaken van ver voor onze geboorte geen schuld kunnen hebben en daar ook niets aan kunnen veranderen, kunnen wij ons afkeren van die seculiere variant van het dogma van de erfzonde dat ons zo’n schuld probeert aan te praten. Heer Borren, het hoofd onder de koude kraan, dat helpt.