OVER BLAUWE TIJGER
Volgens de Annamieten worden de banen in de ruimte door tijgers of door tijgers gepersonifieerde geesten beheerst.
De Rode Tijger beheerst het Zuiden (dat bovenaan ligt op de landkaarten); de zomer en het vuur horen bij hem.
De Zwarte Tijger beheerst het Noorden; daarbij horen de winter en het water.
De Blauwe Tijger beheerst het Oosten; daarbij horen de lente en de planten.
De Witte Tijger beheerst het Westen; daarbij horen de herfst en de metalen.
Boven deze Kardinale Tijgers staat weer een andere Tijger, de Gele Tijger die over anderen heerst en zich in het midden bevindt.Uit: Het boek van de denkbeeldige wezens (1967)
Een Schotse onderzoeker – beeld van de rationele verlichtte mens – die vanaf zijn jeugd gefascineerd is door tijgers, ontdekt dat er ergens in India, heel ver van de Ganges, blauwe tijgers zijn en hij reist er naartoe. Hij ontdekt dat het blauw van de tijgers afkomstig is van het blauw dat zich in de berg bevindt. Hij vindt een aantal blauwe stenen in een spleet van een rots en ontdekt dat die irrationele eigenschappen bezitten. In de palm van zijn hand veranderden ze van aantal, van vorm en ook van andere eigenschappen. De lokale bevolking noemde deze schijven ‘teelschijven’ en bleef er ver van:
Ze hebben de vorm van de maan wanneer zij vol is, en hebben die blauwe kleur die je alleen in je dromen mag zien.
De blauwe tijger wordt niet gevonden en het is de vraag of ze überhaupt wel bestaat, maar dat is van geen belang, vanwege het verschrikkelijke karakter van de stenen die wel bestaan. Zij die ervan weten, weten van hun ouders en voorouders dat ze de stenen moeten mijden om niet gek te worden en anderen ervan moeten weerhouden om ze te vinden. Zij die er niet van weten of het als onzinnig bijgeloof afdoen, leven in het verschrikkelijke aalmoes van de bedelaar.
De ‘verschrikkelijke elegantie’ komt terug in de menselijke poging tot herschepping, het nastreven van het schone dat we in de kunst willen bereiken, maar nooit ten volle kunnen bereiken.
Het komt terug in het dogma – een van de minst begrepen woorden van onze tijd – dat in zeker zin als negatieve theologie nooit God zelf in woorden kan vatten, maar als een piketpaaltje fungeert om de grens van het ware en het onware te markeren. Wie verder gaat is een ketter – een blinde ziel of een gek. Ook de seculiere religies van de moderne tijd hanteren dogmatische systemen.[1] Wat in het dogma onder woorden gebracht wordt is de grens, niet de Waarheid zelf. Ook hier lijkt Borges Chesterton goed te hebben gelezen. Chesterton stelde in zijn Orthodoxie (1908) immers dat de gek niet iemand is die zijn verstand verloren heeft, maar iemand die alles is verloren behalve zijn verstand. Gekte en blindheid liggen dicht bij elkaar.[2]
En ten slotte komt de verschrikkelijke elegantie terug in de menselijke natuur zelf, dat als beeld en gelijkenis van God tevens de belangrijkste transcendentie van het goede als zodanig is.
Alleen wie op zoek gaat naar de Blauwe Tijger is in staat de uitersten te zien, is in staat haar orde te ontwaren en erbij te leven, en is in staat goed en kwaad te herkennen en zich te beschermen.
D Ö B L I N
Illustratief is de benadering van de Duitse schrijver Alfred Döblin (Stettin, 10 augustus 1878 — Emmendingen, 26 juni 1957) van de blauwe tijger. In zijn Amazone-trilogie noemt hij niet voor niets het tweede deel naar dit dier. In dit werk komt onder meer de mythische Jezuïetenrepubliek Paracuaria aan de orde die deze orde in de zeventiende eeuw stichtte in het gebied van het huidige Paraguay.
Te midden van slavenhandelaren, afgunstige politici en de jungle, stichtten de Jezuïeten er een mythisch rijk waarin bezit veelal gemeenschappelijk was en in de 17e en 18e eeuw de slavenhandelaren met wapens werden verdreven en bestreden. Iets waarover de wereldberoemde film The Mission uit 1986 verhaalt.
Volgens de Nederlandse schrijver Robert Lemm dient deze voor de toen levende indianen staatkundige idylle te worden geplaatst in het licht van de eeuwige zoektocht van de mens naar legendarische rijken en aardse paradijzen. Zoals de zoektocht naar het El Dorado, het mythische rijk van goud waar veel Spanjaarden naar op zoek waren, en hun leven erbij lieten en zelfs gek werden. Maar het werkelijke rijk van goud had geen goud, zo laat Robert Lemm zien in zijn Eldorado (Amsterdam,1996), maar koesterde kostbaarheden als solidariteit, vrijheid, weerbaarheid, maatschappelijke en culturele orde en religieuze harmonie.
El Dorado is een land dat gelooft in de blauwe tijger. Het is het rijk dat ons toont dat de rijke Europese cultuur in staat was diep in de Zuid-Amerikaanse jungle een bouwwerk van sociale beschaving en vrijheid neer te zetten.
Slechts kreupele, blinde, gevluchte en uitgestoten zoekers kunnen blijkbaar de blauwe tijger zien zonder gek te worden. Getekend door het leven, aangeraakt door de dood. De opgeschreven bevindingen zijn de leidraad voor ons project. U bent bij uitgeverij de Blauwe Tijger terecht gekomen, maar het is ook een klein dorpje diep in de jungle. Tegenover het cynisme van de filosofie van de deconstructie, de moderne cultuur, en ‘de woestijnfilosofie’ (zoals Chesterton de islam in The Flying Inn typeerde) staat de blauwe tijger voor het geloof in de lente. Een lente die het begin inluidt van een zoektocht die filosofische, literaire en culturele inzichten oplevert[4] waarmee het Europese rijk van goud kan worden bewaard.
N O T E N
Alexander Rüstow, Die Religion der Marktwirtschaft (1948)
[2] Wie de afbeeldingen van de auteurs op deze pagina ziet, weet dat met blindheid en gekte hetzelfde wordt bedoeld. Zowel Borges als Döblin waren visueel gehandicapt.
[3] Zie: Walther Muschg, De ontwrichting van de Duitse literatuur, Amsterdam (1974).
[4] Miguel de Unamuno, Davila, Wilhelm Röpke, enz.