Diverse kranten (Trouw, dd. 21.10.2019, maar ook de HDC-bladen) reageerden positief op de beslissing van de ministers Bijleveld (Defensie) en Blok (BuZa) om financiële schadeloosstelling toe te kennen (5000 euro per hoofd) aan nabestaanden van tijdens de Indonesische oorlog van ’45 – ’49 standrechtelijk geëxecuteerde terroristen, de zgn. ‘rampokkers’.
Als met die schadeloosstelling de Staat schuld bekend, die tot individuele militairen herleid moet kunnen worden, wordt een van de oudste principes van het recht geschonden: ‘Nulla poena sine lege’ – geen strafoplegging zonder wet: Iedere schuldige welke ook zijn daden, heeft recht op een oordeel volgens de wet zoals die gold tijdens zijn misdaad, inclusief verjaringstermijnen. De idee dat een misdaad die is verjaard alsnog zou kunnen worden vervolgd, is met dat basisprincipe domweg in strijd. Wetgeving met terugwerkende kracht is vloeken in de kerk.
“Ernstige misdaden van Nederlandse militairen tijdens de koloniale oorlog tussen 1945 en 1949 verjaren niet”. Zo oordeelde vorig jaar (24/9/2019) het gerechtshof in Den Haag. Anders gezegd: het gerechtshof besloot hier het basisprincipe “geen recht zonder wet” te negeren. Die opportunistische ‘modernisering’ van het verjaringsrecht geldt kennelijk alleen voor de nabestaanden van de Indonesische ‘verzetsstrijders’ wiens handelen niet ter discussie gesteld wordt. Dat standrecht, uitgevoerd onder leiding van o.a. Westerling, betrof het sanctioneren van terreurcampagnes van de meest wrede en sadistische bestialiteit. De rampok heeft destijds tienduizenden slachtoffers gemaakt over wiens nabestaanden geen Nederlandse rechter zich ooit bekreunde. Ook onze ministers bekommeren zich kennelijk niet over die slachtoffers van de geschiedenis.