Het is wel het driemaal beloofde land genoemd. Dat stuk land ten noorden van Mekka en Medina en ten zuiden van Anatolië, tussen de Middellandse Zee en de Perzische Golf. In 1915 – het jaar van de slag bij Gallipoli, die de minister van de Marine Winston Churchill tot aftreden dwong – verplichtten de Britten zich met het McMahon-akkoord tot de onafhankelijkheid van deze gebieden onder Arabisch bewind, om zo de steun van de Arabieren te krijgen in hun oorlog tegen de Ottomaanse Turken. Het was hiervoor, dat Lawrence of Arabia en de Arabieren vochten. In november 1917, een maand voordat generaal Allenby zijn leger Jeruzalem in leidde, verklaarde Lord Balfour echter in een brief aan baron Rothschild dat de Britse regering nu gunstig aankeek tegen de creatie van een nationaal thuisland voor het Joodse volk in deze zelfde gebieden.
Tussen deze tegenstrijdige toezeggingen was er in 1916 een geheime overeenkomst gesloten tussen de Britse en Franse diplomaten Mark Sykes en François Georges-Picot. Met de stilzwijgende instemming van het tsaristische Rusland, dat Constantinopel beloofd was, werden de landen onderverdeeld en onder Brits of Franse bewind geplaatst. Frankrijk kreeg Syrië en Libanon. De Britten Trans-Jordanië, Palestina en Irak inclusief Koeweit.
Vladimir Lenin ontdekte het Sykes-Picot verdrag in de archieven van de tsaar en publiceerde het, zodat de wereld kon zien wat er in de Eerste Wereldoorlog echt gespeeld had. Het bleek onmogelijk om Sykes-Picot te verzoenen met de verklaring van de Amerikaanse president Woodrow Wilson dat hij en de geallieerden – het Britse, Franse, Italiaanse en Japanse imperium – allen vochten om ‘de wereld veilig te maken voor de democratie’. De imperialistische hypocrisie stond in haar hemd. Wilsons idealistische Veertien Punten, begin 1918 aangekondigd, waren er op gericht dit goed te maken. Het was echter de implementatie van Sykes-Picot, waaruit zoveel Arabische vijandigheid en haat voort zou komen en waaruit het hedendaagse Midden-Oosten te voorschijn kwam.
Negen decennia later lijkt het er op dat de kaart van het Midden-Oosten zoals die na Sykes-Picot ontstaan is aan herziening toe is en dat een nieuwe kaart opdoemt, wier grenzen in bloed getrokken worden, in lijn met wat H.G. Wells de ‘natuurlijke grenzen’ van de mensheid noemde. “Er is een natuurlijke en noodzakelijke politieke kaart van de wereld, die” zo schreef Wells, deze kunstmatige staten “overstijgt” en deze natuurlijke kaart van de mensheid zou naties gevestigd zien op basis van taal, cultuur, confessie, ras en stam. De natuurlijke kaart van het Midden-Oosten roert zich.
Syrië is aan het uiteenvallen, met sjiitische alawieten die tegen soennieten vechten, christenen die zich aan de zijde van Damascus scharen, druzen die verdeeld zijn en Koerden die azen op een kans om uit te breken en zich te verenigen met hun volksgenoten in Turkije, Irak en Iran. Hun droom: een Koerdistaanse natiestaat geworteld in een gezamenlijke etnische identiteit. Het sjiitische Hezbollah beheerst het zuiden van Libanon en steunt samen met het sjiitische Iran het door sjiieten geleide leger en bewind van Bashar Assad. Samen creëren ze een sub-staat van Damascus tot Homs tot aan de Middellandse Zee. Het oosten en noorden van Syrië verliest men mogelijk definitief aan de soennitische rebellen en het Al-Nusra-front, een bondgenoot van Al Qaida. Het sektarische conflict breidt zich nu uit naar Libanon. Ook Irak lijkt langzaam uiteen te vallen. De Koerdische enclave in het noorden gedraagt zich als een onafhankelijke staat en sluit oliedeals met Ankara. Tegelijk steunt de soennitische West-Irakese deelstaat Anbar de soennitische rebellen aan de andere kant van de grens in Syrië. En het sjiitische bewind in Bagdad wordt getergd door soennitische terreur die de sektarische burgeroorlog van 2006-2007 weleens kon doen heropleven, ditmaal echter zonder de Amerikaanse militairen van generaal Petraeus om het geweld te temperen. Het soennitische Turkije biedt onderdak aan 15 miljoen Koerden en de 15 miljoen sjiieten. En de rol van de Turkse premier als schakel tussen wapenleveranties uit Qatar en Saoedi-Arabië en de soennitische rebellen in Syrië wordt door zijn eigen bevolking niet op prijs gesteld. Doordat ze de sjiitische halve maan – Hezbollah in Libanon, het Syrië van Assad, het Irak van Noeri al-Maliki en het Iran van de ayatollahs – in gevaar zien door het mogelijke verlies van de Syrische schakel, lijken Teheran en Hezbollah bereid grotere risico’s te nemen in de Syrische oorlog dan de soennitische coalitie van Saoedi’s, Qatari’s en Turken. Wie waagt, wint.
Hoewel de Turken een 400.000 man sterk leger met NAVO-uitrusting hebben, een bevolking drie keer zo groot als die van Syrië en een economie die twaalf keer zo groot is, en ze naast Israël, de sterkste staat in de regio zijn, lijkt het erop dat ze hopen dat de Amerikanen hun problemen voor ze oplossen. Het is in president Obama te prijzen dat hij het aandringen op interventie van de neoconservatieven en liberalen weerstaat, die ons opnieuw in een eindeloze oorlog zouden storten. Amerika heeft immers geen vitaal belang bij het omverwerpen van Assad. Veertig jaar konden we met hem en zijn vader leven. En wat heeft onze interventie in Libië om Muammar Gadaffi omver te werpen opgeleverd, behalve een failed state, een afschuwelijke aanslag op onze diplomatieke missie in Benghazi en uitwaaiering van Al Qaida in Mali en Niger? Waarom zouden Amerikaanse soldaten moeten sterven voor een overwinning van de soennieten in Syrië? In het gunstigste geval leidt dit tot een regering van de Moslimbroederschap in Damascus, net als in Caïro. In het ongunstigste geval creëren we zo een bevoorrecht toevluchtsoord voor die bondgenoot van Al Qaida die Al Nusra heet. Terwijl de grenzen van Sykes-Picot verdwijnen en de staten die door de cartografen van Parijs in 1919-1920 gemaakt werden uiteenvallen, breekt er wellicht een islamitische variant op de Dertigjarige Oorlog uit in het driemaal beloofde land. Dit is echter niet Amerika’s oorlog en dat moet het ook niet worden.