Ik heb een raar weekeinde achter de rug. Zaterdagmorgen was ik op het kantoor van Forum voor Democratie om een lezing te geven. Het onderwerp was ironie. Ik heb het vooral over Kierkegaard en Houellebecq gehad en we hebben een tekst van de Amerikaanse filosoof Richard Rorty gelezen. ’s Middags presenteerde ik in Utrecht een debat over Rusland, georganiseerd door het Metis genootschap. Voor aanvang nog even gebabbeld met Joost Niemöller en na afloop met Wierd Duk, die een van de sprekers was.
Nadat ik zondag in twee kerkdiensten was voorgegaan, keek ik ’s avonds nog even naar de documentaire Medialogica, Handboek voor haatzaaiers. Afgaande op de bezwerende stem van Clairy Polak zou ik me op dat moment rot moeten zijn geschrokken. Forum voor Democratie en Joost Niemöller zouden zich in het centrum van een extreemrechts netwerk bevinden dat zich voedt met radicale ideeën uit de Verenigde Staten en nu haar tentakels in Nederland begint uit te breiden. En ik maar denken dat ik me de afgelopen dagen, in aangenaam gezelschap, discussiërend en exegetiserend nuttig had gemaakt.
De titel van de documentaire Medialogica suggereert dat er een soort mediastrategie is waarmee ‘Alt-right’ (wat dat is wordt nergens helemaal duidelijk) de toon bepaalt op sociale media, waar politiek rechts oververtegenwoordigd zou zijn. Je zou verwachten dat een documentaire die mediamanipulatie als onderwerp heeft, extra goed kijkt naar de integriteit van de eigen journalistieke methode. Daar blijkt niet veel van. De documentaire was eenzijdig en suggestief en had alle kenmerken van een hijgerig complot-denken.
De reportage steekt in een met een zorgwekkende impressie van de toon van het maatschappelijk debat; dat zou door rechts worden ‘vergiftigd’. Er komen mensen aan het woord die zich inzetten voor ‘medemenselijkheid’, hulp aan vluchtelingen et cetera. Die zouden door rechtse twitteraars zijn geïntimideerd. Iedereen die langer dan een week actief is op sociale media, weet dat dit gebeurt, onafhankelijk van politieke richting. Maar volgens de documentairemakers, Hansje van de Beek en Myrthe Buitenhuis, wordt de geëngageerde burger en journalist het leven bijkans onmogelijk gemaakt.
Na een shot van Afshin Ellian en Geert Wilders en enkele opmerkingen over mensen die kritiek hebben op het Nederlandse immigratiebeleid, gaat de reportage uitvoerig in op intimidaties en bedreigingen in de game-wereld in de Verenigde Staten. Blijkbaar moet de kijker de indruk krijgen dat conservatieven onder een hoedje spelen met mannelijke gamers in de Verenigde Staten. Ik kan me vergissen, maar de mensen die ik de afgelopen dagen ontmoette, zijn wel de laatsten die sympathiseren met de virtuele subcultuur van bankhangende, chips-etende gameverslaafden uit de Verenigde Staten.
Moeten conservatieve of rechtse cultuurcritici zich nu ook al verantwoordelijk gaan voelen voor de game-industrie, met al haar dubieuze manifestaties? Moeten zij zich het lot aantrekken van de nogal neurotisch ogende feministische game-developer Brianna Wu, die prominent aan het woord is in de reportage en die blijkbaar het slachtoffer is geworden van de gamecultuur waar ze zelf een integraal onderdeel van is?
Het verhaal is in de eerste tien minuten van de uitzending al rond: de slachtoffers van de culture wars zijn pro-immigratie activisten, radicale feministen en linkse game-programmeurs. En uit het reservoir van meelijwekkende, haatdragende game-verslaafden zou de conservatieve beweging in Nederland haar aanhang rekruteren. En zo is er een scenario mogelijk waarin witte nationalisten naar de macht grijpen, dissidenten monddood maken en “alle niet-blanken hun burgerrechten willen ontnemen.”
Dit lijkt me toch wel een heel sterk staaltje van suggestieve berichtgeving door wit-linkse journalisten die zelf iedereen die het niet met hen eens is in een kwaad daglicht stellen. Maar het is nog erger. Want die journalisten presenteren zichzelf ook nog eens als slachtoffer. Zij worden immers op hun beurt gemanipuleerd door diezelfde blanke nationalisten, die achter de schermen blijkbaar de dienst uitmaken in de media, en zo hun ideeën op slinkse wijze mainstream maken.
Alles aan deze documentaire heeft de trekken van een samenzweringstheorie. Dat blijkt ook uit de manier waarop de beide ‘experts’ die aan het woord komen (Jelle van Buuren en Robert Farris) over de vermeende invloed van rechtsextremisten spreken. Zij geven beide aan dat het feitelijk maar om een marginale groep gaat. In plaats van te concluderen dat er dus niet zoveel aan de hand is op rechts, draaien ze het om: die kleine groep manipuleert de hele rechterflank, heeft directe invloed op de uitslagen van verkiezingen (Trump) en zet de media naar zijn hand. Deze strategie is een ware epidemie die zich over de gehele wereld verspreidt en ook Nederland bereikt.
De ‘onderzoeksjournalisten’ van Medialogica steken zo de ‘Kronieken van de wijzen van Sion’ naar de kroon: laat je niet voor de gek houden! Er is een groep mensen die achter de schermen aan de touwtjes trekt. En die samenzwering laat zich het beste beschrijven als een bacterieel gevaar dat mogelijk een epidemische vorm kan krijgen.
Een voorbeeld van deze aanpak is Volkskrant-journalist Hassan Bahara. Ik heb hem en Annieke Kranenberg bij meerdere conservatieve bijeenkomsten mogen verwelkomen. Ze waren nooit geïnteresseerd in een gesprek. Vervolgens krijgen ze in de Volkskrant hele pagina’s tot hun beschikking. Nooit gaan zij inhoudelijk in op de ideeën die bij deze bijeenkomsten werden bediscussieerd. Ze werken als epidemiologen wier taak het is de besmettingsgraad in kaart brengen. Er worden lijntjes getrokken tussen gewone conservatieven, vermoedelijke alt-right elementen, rechtse politici en hun afstand tot extreemrechts En zo komt Hassan Bahara tot zijn volstrekt ongefundeerde inzichten over hoogopgeleide Nederlandse jongemannen die een verlengstuk zijn van het Amerikaanse Alt-right en in Nederland hun blanke superioriteitsdenken verspreiden waarvan ‘moorddadigheid’ de uiteindelijke consequentie is. De analogie met het bacteriële gevaar van rechts wordt vervolmaakt door een ‘twitter analyse’ van Jelle van Buuren. Hij laat op een scherm felgekleurde bewegende bolletjes oplichten die een bepaalde concentratie van extremisme op Twitter weer zouden geven.
Met deze mensen kun je natuurlijk ook niet gewoon in gesprek, want het zijn mensen die je eigenlijk in hun online chat-kanalen moet bespieden. Want daar zeggen ze wat ze echt vinden. Naar buiten doen ze zich voor als fatsoenlijke mensen, maar in werkelijkheid zijn het nazi’s, verheerlijken ze Hitler en streven naar een ‘blanke etnostaat’ (voor deze beweringen wordt overigens geen enkele vorm van bewijs geleverd). De enige keer dat Medialogica de gesuggereerde media manipulatie meent te kunnen aantonen is door een retweet van Thierry Baudet te laten zien van een twitterbericht van Joost Niemöller (“de meest invloedrijke twitteraar uit het alternatief-rechtse kamp”). Wat een scoop! Gelukkig hebben we academici als Jelle van Buuren die ons de slinksheid van deze manipulatietechnieken openbaren: ze verkeren onder ons, ze verspreiden haast ongemerkt hun radicale ideeën en met hun dogwhistles hebben ze “een schadelijke invloed op het leven van andere mensen.”
Als ik ‘onderzoeksjournalisten’ als Hansje van de Beek en Myrthe Buitenhuis serieus zou moeten nemen, ben ik deel van een rechts-nationalistisch complot, ben ik een white-supremacist en deel van een gevaarlijk netwerk. Zij zijn het geweten der natie en dreigen zelf ten prooi te vallen aan rechtse manipulatie.
Terugdenkend aan de conservatieve bijeenkomsten waar ik geregeld kom, zie ik kleine groepjes mensen die serieus bezig zijn met maatschappelijke en politieke vragen. Journalisten als Hassan Bahara zijn welkom, ook al weet ik van tevoren dat hun berichtgeving op zijn minst tendentieus zal zijn. Voor een lezing krijg ik een flesje wijn en – als ik geluk heb – een vergoeding voor mijn reiskosten. Als ik de aftiteling van Medialogica bekijk bedenk ik me dat deze journalistieke flauwekul met belastinggeld is gefinancierd, dat er alleen linkse ‘experts’ aan het woord komen met goedbetaalde aanstellingen aan Nederlandse en Amerikaanse universiteiten. Zelfs het onderzoek van Thomas Boeschoten (de ‘twitter analyses’) waar deze uitzending grotendeels op is gebaseerd, was een gesubsidieerd project. De bezorgde journalisten zitten er, met andere woorden, warmpjes bij. In een opwelling van cynisme bedenk ik me dat ze hun pijlen juist op de sociale media richten, omdat dat het enige medium is dat ze maar niet in hun greep krijgen. Maar die gedachte moet wel voortkomen uit mijn irrationele zwakte voor complottheorieën.