De snor zit vast. Dat is dan ook het enige positieve dat men kan vermelden over de Brit Kenneth Branagh, die in de nieuwe verfilming van Agatha Christies klassieker ‘Murder on the Orient Express’ (nu in de bioscoop) als de Belgische top-detective Hercule Poirot stijfjes naar een spoor van de moord speurt. Stijfjes, als om te voorkomen dan zijn plaksnor losraakt.
Hoe heerlijk lichtvoetig ging het er nog aan toe, toen Peter Ustinov in meerdere speelfilms Poirot neerzette, of met Albert Finney in de vroegste bioscoopversie van ‘Murder on the Orient Express’ uit 1974, toen Ingrid Bergman voor haar bijrol een Oscar won.
Ondanks de bezetting van steracteurs, waaronder Michelle Pfeiffer, Judy Dench, Johnny Depp en Willem Dafoe loopt de film, waarin Branagh ook de regie voerde, nogal stroef. Nadat de trein in een sneeuwjacht op de Balkan blijft steken, voert Branaghs interpretatie van Poirot zijn speurwerk zo koel en humorloos uit als het winterklimaat maar toelaat.
Voor het overige weliswaar aardig geënsceneerd, verhaspelt de film zich in een verwarde Christus-analogie, wanneer de twaalf verdachten ten slotte voordat de trein een tunnel binnen rijdt aan tafel zitten als bij het laatste avondmaal.