Nadat Engeland en Frankrijk op 3 september 1939 aan Duitsland de oorlog hadden verklaard, werd het Nederlandse volk door de toenmalige regering middels een proclamatie in de Staatscourant wijsgemaakt dat Nederland strikt neutraal zou blijven.
Maar vanaf dat moment begon een intensieve samenwerking tussen de Britse Secret Intelligence Service (SIS) en de Nederlandse geheime dienst GSIII onder leiding van generaal-majoor J.W. van Oorschot. De Britse geheime dienst opereerde destijds uit een pand aan de Haagse Nieuwe Parklaan en Van Oorschot, die overigens getrouwd was met een Engelse vrouw, stond daar bekend als agent 969. In 1938 had hij ook al eens een hoge Britse onderscheiding gekregen.
Bij de Duitsers kwam de samenwerking tussen de Britse en Nederlandse geheime dienst pas goed aan het licht door het zogeheten ‘Venlo-incident’ in de nacht van 8 op 9 november 1939.
Tevens waren er contacten tussen de Nederlandse opperbevelhebber generaal Winkelman en de geallieerden. Hoewel de politiek zei te volharden in de ‘beproefde neutraliteit’ droeg Winkelman desondanks zijn attachés op contacten te leggen met de toekomstige bondgenoten. Vooral Frankrijk werd benaderd. Op 24 maart 1940 – dus ruim 6 weken voor de Duitse inval in Nederland – schreef Winkelman een memorandum aangaande de samenwerking tussen de Nederlandse, Belgische, Engelse en Franse legers.
En de marineleiding nam het intussen ook al niet zo nauw met de neutraliteit en voerde in het diepste geheim, besprekingen in Londen. Die geheime contacten waren gelegd door de chef van de marinestaf en tegelijk bevelhebber der zeestrijdkrachten, vice-admiraal J. Th. Fürstner. Hij zorgde er onder meer voor dat sommige marine-eenheden in de Nederlandse wateren begin 1940 een verzegelde envelop aan boord kregen met daarin speciale zeekaarten voor de evacuatieroutes naar Engeland, alsook gegevens over het herkenningssein van de Britse marine. Voorts bereidde Fürstner via de marine-attaché in Londen, luitenant-ter-zee eerste klasse A. de Booy, een directe radioverbinding voor tussen de marinestaf in Den Haag en de Admirality in Londen en regelde hij alvast het verschepen van de Nederlandse goudreserve naar Engeland, onder escorte van Britse oorlogsschepen. Al deze contacten hadden destijds de instemming van de ministers Van Kleffens (Buitenlandse Zaken) en Dijxhoorn (Defensie).
Zelfs oud-premier Colijn voerde in maart 1940 besprekingen met leden van het Britse oorlogskabinet, terwijl Engeland al een half jaar in oorlog was met Duitsland. In het ‘neutrale’ Nederland werd over dit bezoek zelfs helemaal niet geheimzinnig gedaan. Het stond in alle kranten.
Hieronder een document uit het Franse archief. Het betreft een brief van de Franse generaal Maurice Gamelin aan de toenmalige Franse minister van Oorlog Édouard Daladier d.d. 9 april 1940 over een plan voor een aanval op het Duitse Roergebied via België en Nederland. Het plan dateert dus één maand voor de Duitse inval in Nederland. In de brief staat onder meer te lezen: “Het binnenrukken in BELGIË is de beste voorbereiding voor ons binnenrukken in NEDERLAND, waarvoor het de eerste stap is”.
Aangezien de Franse aanval op het Duitse Roergebied dus ook over Nederlands grondgebied zou lopen, had de Nederlandse legerleiding aan de Fransen belangrijke informatie verstrekt voor hun gemotoriseerde eenheden. Dit betrof de exacte gegevens met betrekking tot de Nederlandse tankstations en tegoedbonnen waarmee ze konden tanken.
Nadat de Duitse geheime dienst door het decoderen van berichten op 6 en 7 mei 1940 tussen Londen en Parijs tot de slotsom was gekomen dat er hoogst waarschijnlijk ieder ogenblik een aanval via Nederland en België op het Duitse Roergebied te verwachten was, besloot de Duitse legerleiding de geallieerden voor te zijn door op 10 mei 1940 tot de aanval over te gaan. Hierbij moet opgemerkt worden dat op dat moment behalve de Franse divisies inmiddels ook al 10 Britse divisies van in totaal 394.000 man aan de Frans-Belgische grens lagen.
Op 10 mei 1940, om 06:00 uur in de ochtend, werd de Duitse oorlogsverklaring door de Duitse gezant Graf Zech von Burkensroda aan de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Van Kleffens overhandigd met de volgende inhoud: “Wij hebben onweerlegbare bewijzen voor een onmiddellijk dreigende inval van Frankrijk en Engeland in België, Nederland en Luxemburg, die met medeweten van Nederland en België sinds lang was voorbereid, met het doel op het Roergebied een aanval te doen”.
Uiteindelijk moest in 1969 ook onze rijksgeschiedschrijver Loe de Jong schoorvoetend toegeven “dat Nederland niet zo neutraal was geweest”.
Oorspronkelijk verschenen op gerard1945.wordpress.com