De Europese Commissie heeft vorige week bekend laten maken dat de bilaterale overeenkomsten die zes EU-lidstaten met Rusland hebben gesloten over de aanleg van de zogeheten ‘South Stream’-pijpleiding niet in overeenstemming zijn met EU-regelgeving. Het belangrijkste bezwaar vloeit voort uit de zogenaamde ontbundelingsbepaling van de EU, die inhoudt dat de pijpleiding en het recht op gebruik ervan niet in dezelfde handen mogen zijn.
Sinds de lancering van het South Stream-project in 2007 sloten EU-lidstaten Bulgarije, Griekenland, Hongarije, Kroatië, Oostenrijk en Slovenië bilaterale overeenkomsten met Rusland voor de aanleg van de pijpleiding die aardgas moet gaan transporteren vanuit het zuiden van Rusland, over de bodem van de Zwarte Zee, naar Varna in Bulgarije en van daar verder naar Servië, Hongarije en Oostenrijk. In Oostenrijk zou de leiding aan moeten sluiten op het bestaande net, zodat ook aan Noord-Italië geleverd kan worden, verder zijn aftakkingen naar Griekenland, Kroatië en Slovenië voorzien.
Hoewel de inhoud van de overeenkomsten al jaren openbaar is, heeft de Europese Commissie pas in augustus van dit jaar aan de bel getrokken. Intussen is echter in Bulgarije de constructie al begonnen. Een woordvoerder van Gazprom liet in een persverklaring dan ook weten verrast en teleurgesteld te zijn over het feit dat de Europese Commissie nu pas reageert: “Wij zijn geen partij bij deze overeenkomsten, maar ze zijn al jaren openbaar. De ongelukkige timing is des te onbegrijpelijker omdat South Stream door diverse EU-lidstaten nationale prioriteitsstatus is verleend.”
De Bulgaarse minister van Europese Zaken liet weten er alles aan te willen doen de bilaterale overeenkomst in overeenstemming te brengen met Europese regelgeving. Aan Russische zijde wordt gehoopt dat met de Europese Commissie tot een deal gekomen kan worden, zoals dit eerder mogelijk was voor het Duits-Tsjechische deel van de Nord Stream-pijpleiding die gas over de bodem van de Oostzee naar Duitsland transporteert. De zaken zijn volgens de Europese Commissie echter niet vergelijkbaar.
Doordat de Europese Commissie nu naar buiten komt met het gegeven dat de bilaterale overeenkomsten botsen met EU-regelgeving, heeft het er alle schijn van dat eurocommissaris Günther Oettinger de kwestie gebruikt om een politiek signaal af te geven aan Rusland inzake Oekraïne, dat onlangs besloot de ondertekening van een associatieverdrag met vrijhandelsovereenkomst met de EU uit te stellen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat Oettinger niet eerder zou hebben geweten dat er juridische haken en ogen aan de overeenkomsten van de zes EU-lidstaten met Rusland zitten. Oettinger is doorgaans nauw betrokken bij dit soort zaken, zo was hij behulpzaam bij het totstand brengen van overeenkomsten tussen de Oekraïense regering en de regeringen van diverse EU-lidstaten over het terug laten vloeien van Russisch gas uit die landen naar Oekraïne. Intussen zijn het echter vooral EU-lidstaten die door het optreden van de commissie getroffen worden. Zij zijn immers al verplichtingen aangegaan jegens Rusland. Vooral Bulgarije, waar de constructie van de pijpleiding al concreet in gang gezet is, zit in een lastig parket.
Gezien het belang van de pijpleiding en het grote aantal betrokken lidstaten, laat het zich denken dat de Europese Commissie achter gesloten deuren uiteindelijk toch op een deal met Rusland aan zal sturen. Zo bezien kan de commissie met het naar buiten treden met deze kwestie ook beogen haar onderhandelingspositie ten opzichte van Rusland en ten koste van de lidstaten te verbeteren. Aangezien de Europese Commissie echter medio augustus tot haar oordeel kwam, blijft het opmerkelijk dat ze uitgerekend nu de zaak actief naar buiten brengt.