“Als de crisis ten minste tot een kleine verandering van denken mocht leiden, dan zou een cruciale verandering waar we op mogen hopen het verdwijnen van het idee van politici als verantwoordelijk voor het scheppen van economische groei zijn. De belangrijkste verantwoordelijkheid van een politicus is weten om te gaan met de hem toevertrouwde fondsen, dat wil zeggen, vermijden dat hij meer uitgeeft dan hem is toevertrouwd en in het algemeen om uitgaven als een redelijk en voorzichtig persoon uit te voeren.” Aan het woord is de Tsjechische econoom Tomas Sedlacek, universitair docent en Hoofd Economische Strategie bij de Tsjechische bank CSOB, voorheen adviseur van president Havel en lid van de Nationale Economische Raad. Zijn boek ‘De economie van goed en kwaad’ werd niet geaccepteerd als proefschrift, omdat het te weinig wetenschappelijke waarde zou hebben, intussen is het wel een internationale bestseller en recent ook in het Nederlands verschenen. In zijn boek wijst Sedlacek de eenzijdige visie op economie als een waardenvrije wiskundige wetenschap van de hand en vraagt juist aandacht voor de morele overwegingen waaruit het economisch leven bestaat, daartoe gaat hij te rade bij diverse tradities.
“Een Tsjechisch politicus (of een Nederlandse wat dat aangaat) heeft vrijwel geen korte termijninvloed op de economische groei in zijn land. Zelfs Duitsland is afhankelijk van mondiale economische factoren waarop ze geen grip heeft. Een politicus kan zich wel voorbereiden op veranderingen door meer of minder geslaagde voorzorgsmaatregelen te treffen, maar dat is het dan ook wel. Een politicus verantwoordelijk maken voor de groei of het gebrek daaraan van de lokale economie is hetzelfde als die politicus de schuld geven voor de regenachtige zomer die we achter de rug hebben. Het enige dat een verstandig politicus kan doen is een goede paraplu gereed houden of een reservevoorraad opsparen. De mentaliteit in onze westerse cultuur, die jarenlang geregeerd werd door de mantra van ‘groei, groei’, was zodanig dat men – als onderdeel van het doen toenemen van het groeipotentieel, in een soort verdwaasde staat – besloten heeft een feestmaal aan te richten door de reservevoorraden aan te spreken. Quasi-failliete landen zoals Hongarije, Griekenland of Californië zijn tot het waarschuwende puntje van de ijsberg geworden, een waarschuwing die ook andere landen ter harte zouden moeten nemen. Een jaar geleden redde de staat de economie en leek alles weer in orde. Nu lijkt het er op dat het veeleer de staat is dan de economie die in onmiddellijk gevaar verkeert. De crisis heeft zich zogezegd van het niveau van de economie naar dat van de staat verplaatst. Ik ben met andere woorden van mening dat het eerder de financiën van de staat zijn die op het spel staan dan de financiën op het economisch niveau. De staat kan niet langer ongestraft de economie ondersteunen door een schijnbaar oneindige schuld die kennelijk nooit terug betaald hoeft te worden. In tegendeel, iedere cent en iedere kroon moet terug betaald worden. Dat is ook mijn antwoord op jouw vraag wanneer de crisis over zal zijn: als de staten de schulden terug betalen die in de loop van de crisis gemaakt zijn om de economie te redden.
Verwend door groei
Intussen woedt zowel wereldwijd als lokaal een debat voort over het terugbrengen van de snelheid waarmee de staat met schulden belast wordt. We gaan met andere woorden door met het maken van schulden, maar een stapje langzamer. Dit is overduidelijk ontoereikend; we moeten het echt eens hebben over het bereiken van begrotingsoverschotten of ten minste begrotingsevenwicht in plaats van slechts een lager begrotingstekort. En waar we het ook eens over zouden moeten hebben, is dat we in goede jaren reserves zouden moeten scheppen voor slechtere periodes in plaats van ze uit te geven zoals bijna overal gebeurt in onze hoogstaande westerse beschaving die zo verwend is door groei.
We kunnen stellen dat ons economisch beleid tot op zekere hoogte op een crisis (tekort)regime was afgesteld, hoewel bijna de hele wereld sinds het jaar 2000 een tevoren ongekend niveau van welvaart en snelheid van groei genoot. Zelfs dermate dat we, door een crisiseconomie aan te nemen, de werkelijke crisis als het ware aangetrokken hebben. Pas nu, in de periode van crisis en direct daarna, loopt ons beleid gelijk op met de werkelijke economische ontwikkeling. Anders gezegd: we hebben de groeiende economie zo lang op zitten stoken dat we erin geslaagd zijn en ons gebrand hebben. In een poging het leven zoeter te maken, hebben we zoveel suiker (in de vorm van schuldensteroïden) toegevoegd dat het vies zoet is geworden en niet te pruimen.
Keynesiaanse bastaard
Gedurende die hele periode was het economisch beleid veel linkser dan Keynes. Terwijl Keynes de staat alleen toestond schulden te maken in perioden van economische crisis en recessie en in goede tijden een financieringsoverschot voorschreef, hebben wij ons economisch beleid zo gevormd dat we een keynesiaanse bastaard geschapen hebben – we namen het halve advies (de staat kan schulden maken in tijden van crisis) en hebben dat vermengd met het comfortabele idee dat we recht hebben op permanente en maximale groei. De regel die uit dit mengsel voort kwam was als volgt: de staat kan altijd een financieringstekort voeren.
Of om het bovenstaande wat bij te stellen, in lijn met het wrede, post-moderne imperatief dat in het entertainment geldt: ‘Als het kan, dan moet het ook’. In onze nationale economie lijkt dan ook de wijsheid te gelden dat als de staat schulden kan maken ze dat ook moet doen en wel maximaal (laten we gebruik maken van alle ruimte die de Maastrichtcriteria en het Stabiliteits- en Groeipact maar te bieden hebben), alles om de groei van ons Bruto Binnenlands Product (BBP) zo groot mogelijk te maken. Er kraaide geen haan naar dat de groei merendeels kunstmatig was, we zouden het zo bezien eigenlijk over ‘Gross Debt Product’ (Bruto Schuld Product) moeten hebben als we de afkorting GDP (BBP) gebruiken. Want onze door schuld aangedreven groei heeft weinig uit te staan met de reële economie.
Tenzij Europa, de Verenigde Staten van Amerika en Japan snel het schuldenniveau terugbrengen, zullen we wellicht nog net de crisis overleven, maar niet in staat zijn de volgende financiële of economische recessie te overleven, wanneer die ook maar toe mag slaan. Er is niet veel tijd over; de totale schuld (dus niet de snelheid waarmee nieuwe schulden worden aangegaan) moet snel worden terug gebracht.”
Hoe kunnen we dat bereiken?
“Een simpele regel ten aanzien van (collectieve) schuld is tot dusver van toepassing geweest: De schulden van de staat mogen niet groter zijn dan drie procent van het BBP per jaar. Ongeacht de toestand van de economie – bij regen en zonneschijn – was het de staat toegestaan om ieder jaar met rasse schreden schulden te maken.
De regel zou aangepast moeten worden, ik stel het volgende voor: de som van de groei van het BBP en het tekort zou constant moeten zijn, laten we zeggen 3%. Dus als het BBP bijvoorbeeld 5% groeit zou het tekort dat jaar minus 2 moeten zijn (d.w.z. een begrotingsoverschot van 2%). Als het BBP 3% daalt, mag de regering in dat jaar een tekort van 6% voeren. De regering mag dus schulden maken, maar alleen in tijden van economische recessie. In tijden van sterke groei (d.w.z. meer dan 3% van het BBP) zal de regering daarentegen verplicht zijn een reserve op te werpen voor slechtere tijden en dus begrotingsoverschotten moeten voeren. Zelfs de oude Egyptenaren hanteerden een dergelijke regel; we weten dat uit de Bijbel, het verhaal van de zeven vette en de zeven magere jaren. Nadat Jozef de farao vertelde dat zijn droom een macro-economische voorspelling voor de komende veertien jaar was, vroeg de farao hem om advies. Zijn aanbeveling was simpel, Jozef stelde voor in ieder goed jaar een vijfde van de oogst terzijde te leggen en op te slaan, zodat deze in slechtere tijden gerantsoeneerd kunnen worden. Zelfs een kind kan dit advies begrijpen, we leren het niet voor niets op de zondagsschool. Te midden van een vloed aan ingewikkelde economische modellen en discussies tussen experts, vergeten we vandaag de dag echter dikwijls dit soort simpele regels die onze voorouders duizenden jaren geleden wel helder voor ogen stonden.
Jozefs regel was onderdeel van de eerste NERV (een rapport uitgebracht door de Nationale Economische Raad van Tsjechië, waarvan Sedlacek destijds deel uitmaakte, red.). Tot mijn grote (positieve) verrassing namen diverse politieke partijen in Tsjechië de regel over in hun verkiezingsprogramma en kwam het daarna ook in het regeerakkoord terug. Zo’n regel zou ook goed passen in bijvoorbeeld een nieuw Europees Stabiliteits- en Groeipact. Het is een van de weinige regels die op pan-Europees niveau zou kunnen slagen en zowel door linkse als rechtse partijen kan worden overgenomen.
Maximale groei versus minimale schuld
Op het niveau van de mentaliteit, moeten we de gevestigde mentaliteit van ‘maximale groei tegen elke prijs’ veranderen in een mentaliteit van ‘minimale schuld’. Permanente economische groei is niet het hoogste doel van een land of een economie, noch moeten we dat als de verantwoordelijkheid of verplichting van politici beschouwen. We zouden simpelweg moeten mikken op een bepaald peil van milde groei en de rest van onze economische strategie moeten wijden aan het terug brengen van de schuld. We zouden, met andere woorden, moeten mikken op een redelijk niveau van economische groei, net als op een redelijke inflatiegraad. Alles dat daar bovenuit gaat zou gebruikt moeten worden om de schuld terug te brengen en reserves te scheppen voor slechtere tijden.
Als we over groei spreken, steekt een prangende vraag de kop op: Is sterke groei het gevolg van democratisch kapitalisme of een voorwaarde daarvoor? Anders gezegd: Hebben we (sterke) groei nodig om een functionerend marktkapitalisme te behouden? Ik ondersteun sterk de gedachte dat het kapitalisme ook in een stationaire staat kan bestaan, dat wil zeggen met lage groei of zonder groei, zonder in te storten. Vele andere commentatoren kunnen zich echter een kapitalisme zonder groei niet voorstellen en voorspellen dan ook een verschrikkelijke instorting daarvan. Daarmee geven ze tegelijk echter toe dat groei niet het gevolg is van kapitalisme, maar veeleer een voorwaarde. En dat onze samenleving groei nodig zou hebben om zelfs haar huidige bestaan maar te kunnen behouden. Een verschrikkelijk idee als je er over nadenkt!”