Het grondwettelijk hof van Moldavië heeft besloten de bevoegdheden van president Igor Dodon tijdelijk op te schorten, nadat hij herhaaldelijk weigerde door de premier voorgedragen ministers te benoemen. Wijdverbreide corruptie en diepe verdeeldheid over de internationale oriëntatie van het land spelen een rol.
Dodon had geweigerd de door premier Pavel Filip voorgedragen nieuwe ministers in het kader van een herschikking van het kabinet te benoemen. De president noemde de kandidaten incompetent en beschuldigde ze van betrokkenheid bij een berucht schandaal waarbij circa 1 miljard dollar uit het Moldavische banksysteem gesluisd werd.
Het grondwettelijk hof stelde echter dat de president kandidaten die door de premier worden voorgedragen slechts een keer mag weigeren en besloot gezien de herhaalde weigering van Dodon om hem tijdelijk uit zijn ambt te zetten.
Volgens Dodon bevestigt het hof hiermee zijn imago als een gewillig politiek instrument in plaats van een grondwettelijk lichaam: “Dit is een beschamende en spijtige val voor een staat die democratisch zegt te zijn.”
Moldavië is sterk verdeeld over de vraag of het zich meer op de Europese Unie of op Rusland moet oriënteren. Dodons Socialistische Partij (PSRM) is eurosceptisch, terwijl de regering wordt gevormd door eurofielen. In de verkiezingen van 2014 brak de PSRM door tot het parlement en werd het met ruim een kwart van de stemmen ineens de grootste partij. Mede doordat een potentiële coalitiepartner van de Socialisten kort voor de verkiezingen werd uitgesloten van deelname, zou de regering gevormd worden door eurofiele liberalen en sociaaldemocraten. In 2016 won PSRM-leider Igor Dodon echter overtuigend de presidentsverkiezingen van de eurofiele liberaal Maia Sandu.
In november van dit jaar staan er nieuwe parlementsverkiezingen op de rol. In recente peilingen gaat de PSRM met waardes van tussen 34 en 54 procent duidelijk aan kop, terwijl de sociaaldemocratische PDM van premier Pavel Filip op de kiesdrempel van 6 procent afkoerst.