Syrische gifgasaanval – De Franse slag

door | 8 mei 2017

Nadat de VS haar eerste rapport over de gifgasaanval van 4 april in de Syrische stad Khan Sheikhoun al publiceerde heeft ook de Franse regering op 26 april haar dossier openbaar gemaakt.(1) En zoals te verwachten schuift ook zij de schuld geheel in de schoenen van de Syrische regering. Frankrijk voert nu eenmaal oorlog tegen Syrië. Zij het dat dit rapport gemaakt lijkt met wat men al eens de ‘Franse slag’ noemt. Het steekt niet nauw.

Want zoals met het rapport van de VS hangt ook dit verhaal van de regering van François Hollande met haken en ogen aan elkaar. Een vlugge kritische blik is al voldoende om dit als waardeloos richting de papierversnipperaar te gooien of om op de delete knop te duwen.

Hexamine

Zo vertelt het Franse rapport bijvoorbeeld niet hoe zij aan die door hen onderzochte stalen kwamen. En dat is toch een essentieel gegeven om te kunnen oordelen of de op die basis getrokken conclusies steek houden. Zeker als men hier dan nog mensen zit te beschuldigen van de meest zware misdaden mogelijk.

Ook vertelt het Frans rapport dat men een slachtoffer (dood?) onderzocht. Met als vragen: Hoe gebeurde dat, waar gebeurde dat, wie nam die stalen en onderzocht ze en wat met de labresultaten? Maar hiervan komen wij hier niets te weten.

De Franse regering van president François Hollande herhaalt gewoon de beweringen van al Qaida wat betreft de gebeurtenissen in Khan Sheikhoun van 4 april. Staat de afkorting PS, de partij van Hollande, voor Parti Salafiste?

Het enige wat men schrijft is dat men bloedstalen van iemand heeft onderzocht, stalen welke snel na de aanval waren genomen. En dat testte positief voor sarin, stelt Parijs. Ook hier ontbreekt het rapport dus aan enige serieuze wetenschappelijke basis.

Dat de Fransen naar de Syrische regering wijzen heeft volgens het rapport vooral te maken met de ontdekking bij de onderzochte stalen van hexamine (hexamethylenetetramine). Dat is een chemische stof die zij voorheen volgens Parijs ook al gevonden hadden bij eerdere door hen met zekerheid aan de Syrische regering toegeschreven aanvallen.

Dus, is hun oordeel, was het de regering van president Bashar al Assad die ook hier de schuldige is. Want, schrijft men verder, het is dankzij onderzoek door de Franse veiligheidsdiensten bekend dat het Syrische Scientific Studies and Research Center, een overheidsinstelling, bij de productie van sarin hexamine gebruikte.

Een merkwaardige bewering. Vooreerst geeft Parijs voor dit gebruik van hexamine door de Syrische regering geen enkel bewijs. De Franse veiligheidsdienst zegt dat en dat is voor Parijs meer dan voldoende. Wat wij dan maar moeten geloven. Kom nou!

Het is trouwens een visie die ook wordt overgenomen door het duo Eliot Higgins en Dan Kaszeta gekend van de websites Bellingcat en Moses Brown die zich specialiseren in verhalen rond Syrië en Oekraïne. Beiden zijn verbonden aan de Amerikaanse door Saoedi-Arabië mee gefinancierde studie- en lobbydienst The Atlantic Council.

Dan Kaszeta

Tijdens een stevige maildiscussie van Theodore Postol en Richard Lloyd met Dan Kaszeta (2) over die kwestie van hexamine bleek gans die bewering over hexamine en dus van Frankrijk op zeer wankele gronden te berusten. Dan Kaszeta kon trouwens op de vragen van Postol en Lloyd nooit echt antwoorden.

Door de jihadisten die de stad Khan Sheikhoun bezetten op 4 april online geplaatste beelden van de vermeende gifgasaanval. De foto’s zijn genomen naast de put waar die vliegtuigbom met sarin zou gevallen zijn. Een studie van professor Theodore Postol van de op de foto’s te zien schaduwen bewijst dat die foto’s genomen zijn rond 7u35, ergens tussen 7u20 en 7u50. En dat is ongeveer een uur na die vermeende inslag met sarin. Zie hoe men mensen zit te behandelen zonder zelfs handschoenen en met de armen deels ontbloot.

Logisch want in de wetenschappelijke literatuur van de voorbije decennia – de ontdekking in een laboratorium van IG Farben dateert van 1938 in Duitsland – is er geen enkel wetenschappelijk artikel gepubliceerd waarin sprake is van het gebruik van hexamine bij de productie van sarin.

En dat is ook begrijpelijk daar hexamine zeer moeilijk te vermengen is met isopropanol, of welke alcohol dan ook. En dat is een der basisbestanddelen nodig voor de aanmaak van sarin.

Dat wordt door Kaszeta in deze discussie ook toegegeven. Maar toch blijven hij en de Franse regering bij hun stelling. (3) En bewijzen brengen zij ook niet aan. Zo stelt Kaszeta dat hij met hulp van een buitenstander wel een formule samenstelde om sarin via het gebruik van hexamine te produceren. Maar die gegevens en de naam van die buitenstanders wil hij niet publiceren. Dit om legale- en veiligheidsreden, zegt hij.

Merkwaardig want in de wetenschappelijke literatuur kan je zo methoden vinden om sarin te maken. Maar zijn systeem… neen, dat blijft geheim. Klopt natuurlijk niet. En de reden waarom zijn procedé geheim moet blijven is vermoedelijk dat hij geen methode heeft om sarin met hexamine te maken. De man is ook geen chemicus en moet, zoals hij in de mails met Postol en Lloyd schrijft, zijn info over de zaak van elders krijgen.

Voor de Zweedse onderzoeker Ake Sellström is het vinden van hexamine op de slagvelden in Syrië mogelijk ook te verklaren door de vele daar gebruikte klassieke munitie. Maar dat verzwijgen Kaszeta, Higgins en de Franse regering.

Bovendien is het vinden van hexamine op de vele Syrische slagvelden geen echte verrassing te noemen. Zo schreef Ake Sellström, de Zweedse specialist die de eerst VN-missie naar gifgasaanvallen in Syrië leidde, in een mail naar Postol dat de detectie van hexamine op die plaatsen perfect verklaard kan worden door de aanwezigheid vlakbij van ordinaire ontplofte munitie.

Hexamine is een op industriële schaal gebruikt product met zeer veel toepassingen. Dat in oorlogsgebied vinden is dus zelfs logisch te noemen. Het is dan ook uiterst merkwaardig dat een zich specialist noemende figuur als Dan Kaszeta of de Franse regering met zulk een bewering afkomen. Het toont de uitermate grote zwakte en het dubieuze karakter van hun dossier.

En dan is er de Franse bewering in dat rapport dat ze over geen informatie beschikken betreffende het bezit van sarin door een van die groepen jihadisten. Een verklaring die grenst aan het belachelijke.

Vooreerst zijn er op het internet over dit aspect een hele serie persartikels en dossiers te vinden, o.a. van het Amerikaanse tijdschrift Foreign Policy, verklaringen van Turkse journalisten, het Turkse gerecht en leden van de Turkse kemalistische oppositiepartij CHP. Zij brengen hierover wel verhalen. De Fransen liegen hier dus bewust. Of heeft de Franse overheid misschien geen toegang tot het internet?

Saraqib

Toen hij nog president was stelde Barack Obama in een interview met het maandblad The Atlantic dat er geen absolute zekerheid is dat die aanval met sarin in Oost-Ghouta het werk is geweest van de regering. Voor de Franse overheid en onze media is er echter geen twijfel mogelijk. Die roepen luidkeels om meer oorlog.

In de annex geeft de Franse overheid ook een overzicht van alle vermeende gifgasaanvallen in Syrië. Een indrukwekkende lijst. En ook hier neemt men een loopje met de feiten. Zo stelt men dat het bewezen is dat het Syrische leger de gifgasaanval van 21 augustus 2013 met sarin pleegde. Een bewijs hiervoor is er echter nergens te vinden. Zelfs toenmalig president Barack Obama twijfelde. Hollande echter niet.

Hetzelfde met het verhaal over de vermeende aanval met sarin van 29 april 2013 in de stad Saraqib. Ook voor de Fransen staat het vast dat die aanval het werk was van de Syrische regering. Maar de VN-missie van Ake Sellström bekeek die beweringen en wou het dossier zelfs niet eens ten gronde onderzoeken omdat er totale onduidelijkheid was over de herkomst van de stalen en hun vervoer. Maar geen zorg voor de Franse regering.

Wat eveneens opvalt is dat terwijl Washington het in haar rapport van 6 april heeft over één bom met sarin, de Franse regering spreekt over meerdere bommen. Die Franse en Amerikaans dossiers zeggen dan ook amper iets over de feiten zelf maar tonen een pijnlijke leegheid. Er is niets waarmee ze hun beweringen staven. Parijs en Washington bewijzen met hun beweringen alleen maar dat ze beiden hier onbetrouwbaar zijn.

Het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het in haar rapport wel over de aanwezigheid van al Qaida in de buurt van Khan Sheikhoun, maar zwijgt zedig over hoe groot die aanwezigheid is. Logisch, want dan zou blijken dat de Fransen hier samenwerken met al Qaida.

Je weet wel de mannen die in januari 2015 een deel van de redactie van het tijdschrift Charlie Hebdo afslachtten. In plaats van Je suis Charlie zou de Franse regering zich daarom beter tooien met de slogan ‘Je suis al Qaida’.

De Franse president François Hollande mag zich dan wel socialist noemen, in wezen is hij echter gewoon een collaborateur van al Qaida en de salafistische terreur die ook zijn land teistert. Een landverrader dus. Dit rommelig rapport is er een zoveelste aanwijzing voor.


1) Frans regeringsrapport, 26 april 2017, http://www.diplomatie.gouv.fr/IMG/pdf/170425_-_evaluation_nationale_-_anglais_-_final_cle0dbf47-1.pdf

2) Theodor Postol, 10 juli 2014. ‘A Brief Assessment of the Veracity of Published Statements  in the Press and Elsewhere  Made by Dan Kaszeta,  A Self-Described Expert on the Science and Technology of Chemical Weapons’. https://cryptome.org/2014/08/postol-debunks-kaszeta.pdf Dit is een compilatie van een correspondentie tussen Theodor Postol en Dan Kaszeta.

Een kritiek op het Franse regeringsrapport kan men lezen bij: Theodor Postol, 29 april 2017, ‘French Intelligence Report of April 26, 2017 Is Based on False Citations To Evidence’. http://turcopolier.typepad.com/sic_semper_tyrannis/2017/04/correction-to-the-french-intelligence-report-of-april-26-2017-contradicts-the-allegations-in-the-whi.html

3) Bellingcat, Eliot Higgins, 20 augustus 2014, ‘Attempts to Blame the Syrian Opposition for the August 21st Sarin Attacks Continue One Year On.’ https://www.bellingcat.com/news/mena/2014/08/20/attempts-to-blame-the-syrian-opposition-for-the-august-21st-sarin-attacks-continue-one-year-on/