Hij kwam terecht in een web van intriges en rivaliteit binnen de Militaire Inlichtingendienst. Zijn ervaringen zette hij op papier in De doofpotgeneraal. Het boek werd verboden, maar het gerechtshof stelde auteur Edwin Giltay in het gelijk. De herziene druk van zijn non-fictie thriller is onlangs verschenen bij uitgeverij De Blauwe Tijger.
‘In 1998 – ik was midden twintig – solliciteerde ik bij de marine, waar ik een goede indruk maakte. Vervolgens werd een poging gedaan mij te rekruteren door de toenmalige MID, de Militaire Inlichtingendienst. Een van hun mensen vroeg me om als militair analist aan de slag te gaan. Zij was geïnfiltreerd bij internetaanbieder Casema waar ik werkte. Maar ondertussen werd ze heimelijk geobserveerd door een andere spion, een situatie die volledig uit de hand liep. Op de achtergrond speelde hierbij dat er binnen het inlichtingenwezen sprake was van een stammenstrijd: één groep wilde het beruchte fotorolletje van Srebrenica in de doofpot houden, anderen wilden de waarheid daarover juist in de openbaarheid brengen.’
Dat fotomateriaal was toch verloren gegaan bij het ontwikkelen?
‘De recruiter klaagde op de werkvloer over diverse zaken die fout gingen binnen de geheime dienst. Zo vertelde ze dat het Srebrenica-fotorolletje helemaal niet was mislukt; ze had de foto’s met eigen ogen gezien. Haar tegenstrevers lieten haar in de gaten houden door een infiltrant die achteraf de echtgenote van generaal Ad van Baal bleek te zijn. Hij had volgens mijn informatie zijn eigen vrouw als privé-spion ingezet. Van Baal was plaatsvervangend bevelhebber van de Koninklijke Landmacht ten tijde van het Srebrenica-drama. Het zou hem en Defensie ongekend gezichtsverlies opleveren als de bewuste foto’s ooit naar buiten komen. Ze zijn namelijk het bewijsmateriaal van de beginnende genocide door de Serviërs. Daar had de landmachttop dus wel dégelijk weet van.’
Dit boek zal in defensiekringen niet met gejuich ontvangen zijn.
‘De voormalige MID-recruiter spande een rechtszaak aan omdat ik haar onjuist zou hebben beschreven, waardoor haar ‘goede naam’ in diskrediet zou zijn gebracht. Saillant: De doofpotgeneraal was toen al een klein jaar verkrijgbaar. In de rechtbank wist ze geen van haar claims hard te maken; ze overlegde werkelijk geen énkel bewijs! Met alle documenten die ik had aangeleverd, kon ik echter aantonen dat mijn verhaal juist was. Toch werd het boek verboden – totaal onbegrijpelijk. Een dergelijke aantasting van de persvrijheid is een unicum in Nederland. In hoger beroep werd het vonnis gelukkig resoluut van tafel geveegd: het gerechtshof gaf aan dat de publicatie voldoende steun vindt in de feiten. Nee, mij krijgen ze niet zomaar gemuilkorfd.’
Terug naar Defensie – heeft het ministerie ooit de intriges van de MID onder de loep genomen?
‘Nee, integendeel. Nadat ik de overheid had gevraagd de Casema-affaire te onderzoeken, ben ik op allerlei manieren tegengewerkt, geïntimideerd zelfs. Daar ga ik in de nieuwe druk nader op in, terdege onderbouwd met documentatie. Als je ziet hoe ik door verschillende inlichtingendiensten onder druk ben gezet en in diskrediet ben gebracht, dan toont dat aardig de werkwijze van onze geheime diensten. De krijgsmacht heeft een handje van intimidatiepraktijken, daar kunnen ook de nodige ex-militairen over meepraten. Wie de vuile was van Defensie buitenhangt, krijgt problemen. Mijn zaak is slechts een van de vele.’
Wat hoop je met je boek te bereiken?
‘Ik zou het toejuichen als de Casema-affaire alsnog wordt uitgeplozen – inlichtingenmedewerkers zijn hier verantwoordelijk geweest voor onder meer ongeoorloofde infiltratie, afschrikking, diefstal en inbraak. De kwalijke rol die Van Baal heeft gespeeld mag dan gelijk worden ontrafeld. Een fraaie klus voor minister Hennis. Belangrijker is niettemin dat het deksel van de Srebrenica-doofpot wordt gelicht, zoals ook Hans Laroes in het nawoord van mijn boek bepleit. De zogeheten verstoringsmaatregelen van de overheid waar ik persoonlijk mee te maken heb gehad, hoe ernstig ook, vallen daarbij in het niet. Mocht Defensie overigens nog wat willen proberen: iedere poging mij monddood te maken is op niets uitgelopen. Kom maar op.’