Er is geen Nederlandse wet “die het strafbaar maakt dat iemand publiekelijk uitspreekt dat hij minder, minder, minder mensen van een bepaalde nationaliteit in Nederland of in Den Haag wenst”, dat zei professor Paul Cliteur vandaag ter zitting van de Arrondissementsrechtbank Schiphol, waar hij als getuige-deskundige optrad in het proces tegen PVV-leider Geert Wilders.
Cliteur is van oordeel dat artikelen die in dit verband vaak genoemd worden, over groepsbelediging of aanzetten tot haat, niet van toepassing zijn. Nationaliteit bevindt zich namelijk niet onder de gronden die in die artikelen genoemd worden, zoals ras of godsdienst.
De hoogleraar vind het ook niet verstandig om desbetreffende artikelen breder te interpreteren, zodat ze wel geacht zouden kunnen worden van toepassing te zijn.
Verstandige racismebestrijding houdt in dat alleen “echt racisme” moet worden bestreden onder die noemer. Wie zegt dat hij minder Amerikanen in Nederland wil is wellicht anti-Amerikaans, maar geen racist. En wat voor Amerikanen geldt, geldt ook voor Marokkanen, Fransen, Polen en Syriërs.
Ook ziet Cliteur een dergelijke, bredere, interpretatie van artikelen in conflict komen met het legaliteitsbeginsel. Ten derde wijst hij op het belang van de grote vrijheid voor politici in een democratie om kwesties ter discussie te stellen. Ten slotte wijst hij op jurisprudentie waaruit naar voren komt dat de vrijheid van meningsuiting ook de vrijheid omvat om meningen te uiten die “beledigen, choqueren of onthutsen”.
De volledige bijdrage van Cliteur is te vinden op de Blauwe Archipel, het online magazine van Uitgeverij De Blauwe Tijger, waar binnenkort een boek van Cliteur verschijnt over de processen tegen Wilders, Bardot, Fallaci en Houellebecq.